Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 264]
| |
vlugtte, waar hij in eenen hooiberg zijne veiligheid zocht, door welke omstandigheid hij den naam van Beets aannam. Uit Doopsgezinde ouders gesproten, legde Pieter Beets zich te Amsterdam onder den Hoogleeraar P. Smidt, bij de Zonnisten op de beoefening der Godgeleerdheid toe, werd in 1752 te Medenblik tot Proponent bij de Doopsgezinden aangesteld. In dat zelfde jaar aanvaarde hij eene beroeping naar Middelharnis, vervolgens in 1753 te Aardenburg en eindelijk in 1756 te Almelo. In 1771 vertrok hij naar Altona, waar hij onder goedkeuring der Deensche Regering, eene bijzondere school voor jonge lieden oprigtte. Hij overleed aldaar den 25 Augustus 1776. Pieter Beets Pieterszoon, die volgt, was zijn zoon. Van Pieter Beets den vader bestaan de volgende geschriften: Afscheidsrede te Almelo en intreerede te Hamburg en Altona, 1771. Schetsen van Leerredenen benevens eenige geestelijke liederen, 1777. XXX Nagelaten Predikatiën over gewigtige stoffen, met eene voorrede van C. Ris, Hoorn 1779, 2 deel. 8o. Zie van Abkoude en Arrenberg, Naamr. van Nederd. Boeken, en vooral Blaupot ten Cate, Geschied. der Doopsgez. in Gron. enz., bl. 171 en 172. |
|