en der oudheid toe te leggen, ook zou men oppervlakkig zeggen, dat hij hierin naar wensch moest geslaagd zijn, want hij bezat eene bijzonder doordringende vatbaarheid, en verstond de Latijnsche, Grieksche en Hebreenwsche talen zeer grondig; daarbij was hij ongemeen ervaren in de oude en nieuwe Teutonische of Duitsche spraak; maar het was een hoofdig man, zeer verslaafd aan zijne eigene zonderlinge begrippen, en in wiens geest een zeker verwarrend enthusiasmus plaats vond, welke hem vreemde doolpaden deed bewandelen; onder meer andere ongerijmdheden beweerde hij, dat Adam de Cimbrische of Duitsche taal heeft gesproken. In den avond van zijn leven, zette hij zich te Luik neder, waar hij met den Antwerpschen Bisschop Levinus Torrentius, die reeds vroeger gemeenzaam met hem had omgegaan, veelvuldige gesprekken hield, en in kennis kwam met den Prins Gerhard van Groesbeek. De Hertog van Medina Celi hem naar Maastricht ontboden hebbende, werd hij aldaar ziek en overleed den 28sten Junij 1572.
Catharina des Cordes, zijne huisvrouw, eene dochter van Jakobus des Cordes en van Isabella de Bernuy, of liever Bernouilli, was vroeger gehuwd geweest met Jeronimus Herman, en schonk Becanus twee dochters, Isabella en Catharina, welke laatste gehuwd is geweest aan Anthony van Zurck. Het afbeeldsel van Becanus dat vrij wel geteekend is, vindt men voor in zijne Opera posthuma en een door Boulonnois in zijne Bibliotheca Belgica.
Van Becanus zijn:
Originum Gentium libr. IX in quibus: Atvatica, Gigantomachia, Niloscopium, Cronia, Indo-Schytica, Saxonica, Goto-Danica, Amazonica, Venetica et Hyperborea, Antv. 1569. fol.
Origines Antverpianae, lib. IX. 1572.
Opera, hactenus in lucem non edita, nempe Hermathena, Hieroglyphica, Vertumnus, Gallica, Francica, Hispanica, Antv. 1580. folio.
Poëmata aliquot satis acuta, in gratiam amicorum.
Zie van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem Hist Woordenb.; Saxe, Onomast. Liter., Pars III, p. 391; Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb.; (van Gils) Kathol. Meyerysch Memorieb, bl. 378; Biogr. Nationale; van Kampen, Geschied. der Nederl. Letteren en Wetens., D. I. bl. 217; Biogr. Univers.; Hofman Peerlkamp, De poet. Latin. Neerl., p. 98 en 99; Hoeufft, Parnasus Latino-Belgicus, p. 32.