[Dirk van Beaumont]
BEAUMONT (Dirk van), de zoon van Govert van Beaumont en Maria van Starrenburg, werd in het jaar 1477 Burgemeester in zijne geboortestad Dordrecht, welk ambt hij, die der Hoeksche partij was toegedaan, daarna nog tweemaal bekleedde.
In het jaar 1481, toen hij weder Burgemeester was, werd Dordrecht door de Kabeljaauwschen, onder aanvoering van Heer Jan van Egmond, verrast, door middel van een schip, waarin hij zijn volk verborgen had, en nog van een tweede, van boven met rijs beladen, waarmede hij op klaren dag de oude haven invoer. Bij het binnenkomen vroeg de Schout Adriaan Jansz. Westfaling den Schipper wat hij geladen had, waarop deze antwoordde: ‘rijs en allerlei goed dat ik haast lossen zal.’ Binnen zijnde werd de leus gegeven, die was: Vierjarig rijs, rijs op in Gods naam. Hierop kwamen de verborgen krijgsknechten te voorschijn, liepen haastig de stad in, hebbende elk tot onderkenningsteeken, eenen witten doek om den arm, en overvielen de Hoekschen op het onverwachts. Onderscheidenen werden vechtenderhand dood geslagen, doch anderen, en onder dezen de Burgemeester Beaumont, werden gevankelijk naar 's Gravenhage gevoerd. Velen werden op voorbede van de Hertogin weduwe, Margaretha van Jork, de genade bewezen, dat zij slechts gebannen werden; doch de Schout Adriaan Janszoon Westfaling en de Burgemeester Beaumont konden deze genade niet verwerven, maar werden in het begin van Augustus 1481 te 's Gravenhage onthalsd.
Zijn geslachtswapen bestond in een gedeeld veld, het bovenste van goud met eenen loopende leeuw van sabel, het onderste van azuur met een valk van goud.
Zie Gouthoeven, d' Oude Chronijcke, bl. 523 en 524; Balen, Beschrijv. van Dordrecht, bl. 792, 793 en 929; Wagenaar, Vaderl. Hist., bl. 195-199; Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 65 en 66, D. II. bl. 561.