Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Frans Baltensz]BALTENSZ (Frans), die zich in de eerste helft der zestiende eeuw als Boekverkooper te Dordrecht gevestigd had, was heimelijk de leer van den befaamden David Joris, die in het midden dier eeuw te Dordrecht nog wenige veinige aanhangers had, toegedaan. Zijn vader was Balten FranszoonGa naar voetnoot(1), een ijverig Calvinist en Ouderling der Hervormde Gemeente te Dordrecht, hij welke hij in hooge achting stond, wordende meermalen door zijne medebroeders naar Duitschland gezonden om Predikanten te hooren. Nadat Frans Baltens, die te dier stede in de Nieuwe Kerkstraat eene drukkerij had, zich door het uitgeven van eenige kleine en thans vergetene geschriften had bekend gemaakt, liet hij ten jare 1635 een door hem zelven opgesteld boekje getiteld: Gulden kleinoodt, streckende tot verclaringhe van het 13de Capittel des Euangeliums Johannis, bij Nicolaes Centen drukken, en gaf aan zijne medeboekhandelaren Troyen, Briellaert en Reinier een riem van exemplaren, om die onder de Gemeente te verspreiden. Daar hij dit zonder voorkennis en toestemming van de Kerkeraad gedaan had, werd er in de vergadering van 27 December van dat jaar over gehandeld. Men las er eenige perioden en afdeelingen uit voor en bevond ‘dat het een hersen sinneloos schrift was, daar uit geen verstant in 't alderminste kon gevat of geraapt worden, en na hem gehoord te hebben, de broeders een-stemmig verklaarden, dat hij een persoon was, seer swack ende kranck van herssenen, en werd besloten de gedrukte exemplaren in te trekken, om de ontwijffelbare bespottinghe der geresormeerde kercke te voorkomen.’ Niettegenstaande dit oordeel en het verbod, dat zijn werk ondergaan had, bleef Baltensz voortschrijven en bragt een werk te zamen, dat hij noemde Samaritane ofte spiegel der Godtvreesentheyt en eerbaarheyt ofte gespreck van den Heere met het rechtgeloovigh wijf van Samaria, oft uyt Jacob van Ephraim van Sichar, beschreven in het vierde capittel van den Evangelist Johannes, in prijs voorgestelt, die met vergeldinghe vergolden wordt, volgens de woorden des Heeren enz. Dit geheele werk was echter zoo ergerlijk en aanstootelijk en bevatte onder den mantel der orthodoxie, zoovele grove uitvallen tegen kerk en staat, dat de Regering hem verbood het uit te geven; doch, wat hij geschreven had moest het licht zien, in spijt van dat verbod. Hij knipte dus het geheele handschrift in kleine snippers, soms slechts drie of vier woorden bijeen, soms eenen geheelen regel aan elkander latende. Nu schudt hij alle die snippers in eenen zak of eene mand dooreen, voegt ze allen, naar gelang zij hem in de hand kwamen, weder naast elkander en zond | |
[pagina 89]
| |
het in 1648 de wereld in, waardoor er een boek ontstond, waar zin noch slot aan is, dat door zijne onverstaanbaarheid vermaard is geworden, en wegens zijne zeldzaamheid op openbare verkoopingen 5 of 6 ja somtijds zelfs 7 guld. geldt, ofschoon het volgens Abcoude en Arrenberg later te Amsterdam bij J. Rotterdam herdrukt isGa naar voetnoot(1). Ook moet er volgens die schrijvers van Baltensz nog bestaan hebben: Historie van Joseph, den zone Jakobs, beschreven bij den Propheet Mose in zijn eerste boek, Dord. 1648. 8o. Zie, behalve het reeds aangehaalde werk, Barueth, Holl. en Zeel. Jubelj. bl. 145; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Schotel, Kerkelijk Dord. D. I. bl. 52; de Navorscher, 1ste jaarg. bl. 115 en 152; maar vooral een stukje van Dr. Schotel, Iets over de Samaritane van Frans Baltensz, in het Mengelwerk der Vaderl. Letteroef., Dec. 1835. |
|