Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Dominicus Balck]BALCK (Dominicus), zoon van den voorgaande, geboren te Leeuwarden den 12 April 1684, verloor zijn vader toen hij zes jaren oud was. Hij voleindigde zijne studiën in zijne geboortestad en werd in December 1600 naar Franeker ter Hoogeschool gezonden, waar hij zich onder Willem Coetier en Lambertus Bos in de Letteren, onder Ruardus Andala in de Wijsbegeerte en onder Campegius Vitringa in de Godgeleerdheid oefende, terwijl hij Zacharias Huber en Antony Schultens over de Regtsgeleerdheid hoorde, onder wier voorzitting hij in Mei en Junij 1705 twee verweerschriften verdedigde over de 19de wet der Pandecten: Wat ter bedriegelijke verkorting der regten van schuldeischers is geschiedt, moet terug gegeven wordenGa naar voetnoot(1). Vervolgens hoorde hij nog in die wetenschap te Leiden Johannes Voet en Gerardus Noot, onder wie hij den 19 Junij 1706 mede twee | |
[pagina 72]
| |
verweerschriften openlijk verdedigde, betrekkelijk de moeijelijke wet 54 der Pandecten: over het regt van bruidschatGa naar voetnoot(1). Naar Friesland teruggekeerd, werd hij den 17den September 1706 te Franeker tot Doctor in de beide Regten bevorderd, na het verdedigen eener redevoering: Over eenige meer voorname geschilpunten, welke ten aanzien van pand- en hypotheck byzonder plegen voor te komenGa naar voetnoot(2). Vervolgens vestigde hij zich als Advokaat voor het Hof van Friesland. Ruim twee jaren later, den 29sten Maart 1709, werd hij als buitengewoon Hoogleeraar te Franeker beroepen, welken post hij aanvaardde met eene redevoering: Over den oorsprong en het nut der regtsfictien bij de RomeinenGa naar voetnoot(3). Ruim 36 jaren was hij hier met alle getrouwheid en ijver werkzaam in het verklaren der Instituten en Pandeeten; terwijl hij door zijn onderwijs vele bekwame mannen vormde. Hij overleed den 17den Mei 1750, zestien dagen na zijne huisvrouw, Anna Latané, bij wie hij twee zonen verwekt had, die hij beide in jeugdige jaren zag ten grave dalen. De oudste Pieter Abraham Balck, geboren den 3den Januarij 1722, overleed den 15den September 1741, en de andere Johannes Cornelius Balck, geboren den 22sten Maart 1725, stierf den 10den April 1747. Behalve zijne boven vermelde redevoeringen is er niets van hem in het licht verschenen, maar hij moet als onderwijzer hebben uitgemunt. Zie Vriemoet, Athen. Frisiac., p. 758-761; Chalmot, Biogr. Woordenb.; van Kampen, Gesch. der Nederl. Letteren en Wetens. D. III. bl. 256; Biogr. Univers.; Bouman, Geschied. der Gelders. Hoogeschool, D. I. bl. 58. |
|