De voornaamste zijner oorspronkelijke werken zijn:
Proeve van Dichtlievende Mengelingen. 3 Deelen, Hoorn 1774 en 1781 en Amst. 1793, 8o.
Agnes de Castro, trsp. Hoorn 1775, kl. 8o.
De Beloonde Deugd, trsp. Amst. 1785, kl. 8o.
Alardus of de Zelfmoord door Liefde, trsp. Amst. 1786, kl. 8o.
Het Ontdekt Bedrog, Herderszangs. Amst. 1787, kl. 8o.
De Moerbeziënboom, Herderszangs.
De Jaloersche Vrouw, trsp., naar het Fransch van Deforges. Haarl. 1789, kl. 8o.
De Ritmeester Erlau of Veroordeelde Onschuld, trsp., uit het Hoogd. Haarl. 1789, kl. 8o.
De Jonge Reiziger door Nederland. Amst. 1792, 3 Deel., 8o.
Petrarcha en Laura, een fragment met Historische aanteekeningen. Amst. 1793, 8o.
Mengelingen uit mijne portefeuille in Proza en Poëzij. Amst. 1794.
Zie van Abcoude en Arrenberg, Naamr. van Nederd. Boeken; (van Cleef), vervolg op Arrenberg; Witsen Geysbeek, Woordenboek der Nederd. Dichters; Catologus van de Biblioth. der Maats. van Nederl. Letterk., D. I, bl. 52 en 53.