[Adriaan van Assendelft]
ASSENDELFT (Adriaan van) was Pensionaris van Haarlem, toen in 1572 de Spanjaarden die stad trachtten in handen te krijgen, daar het meerendeel der Vroedschap de stad weder onder de gehoorzaamheid des Konings van Spanje wilde brengen, werd Assendelft met de oud-Burgemcesters Christoffel van Schagen en Dirk de Vries naar Amsterdam gezonden, ten einde met Don Frederik van Toledo, een zoon des Hertogs van Alva, in onderhandeling te komen. Gedurende hunne afwezigheid namen echter de burgers, aangemoedigd door de mannelijke aanspraak van den Gouverneur der stad, Wybout van Ripperda, het kloekmoedig besluit goed en bloed voor de gemeene welvaart en het behoud der stad te wagen. Toen nu van Assendelft en van Schagen den 5 December 1572 derwaarts terug kwamen, om aan de Vroedschap verslag van hunne verrigting te doen, werden zij terstond gevangen genomen en onder behoorlijke verzekering naar Delft aan den Prins gezonden, die oordeelde dat zij met het aanvangen dezer onderhandeling, zonder medeweten van den Gouverneur Ripperda en de Hoofdlieden der Schutterij tegen hunnen eed hadden gehandeld, dat zelfs de resolutie der Vroedschap, waarmede zij zich poogden te dekken, de kracht des gedanen eeds niet verminderde, waarom hij hun proces deed opmaken, en Mr. Adriaan van Assendelft den 24 December te Delft liet ophangen en daarna onthoofden, en zijn hoofd twee uren op eenen staak ten toon stellen.
Zie Hooft, Nederl. Hist., D. I. bl. 284; Korte Historische aant. wegens het voorgev. in de Spaansche beleg. der stad Haarlem, bl. 3-5; Ampzing, Besch. van Haarl., bl. 174-178, 515 en 516; Th. Schreveli, Harlemias, bl. 84-87; (de Beaufort) het Leven van Willem I, D. II. bl. 331-334; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VI. bl. 411 en 412; de Koning, Tafereel der stad Haarlem, D. II. bl. 69 en 70; Bilderdijk, Geschied. des Vaderl., D. VI. bl. 155.