kunst. Zijne gedichten zijn door zijnen vriend Pieter Johannes Uylenbroek uitgegeven onder den titel van:
Poezij Amst. 1793. 4o.
In deze verzameling die behalve eenige brieven en verzen van gemengde aard, meest vertelsels en berijmingen van bekende anekdotes bevat, treft men niet veel dichterlijks doch veel naifs, losen luimigs en vrij snedige puntdichten aan.
Ook de tooneelpoezij werd druk door hem beoefend, zoo als blijkt uit de volgende door hem bewerkte stukken.
Climeene harderssp. Amst. 1747.
De Graaf van Essex, trsp. naar het Fransch van T. Corneille, Amst. 1758.
De Wispelturige, blsp. gevolgd naar l'Irresolu van Nerieault Destouches, Amst. 1762.
Silvaan, blsp., gevolgd naar het Fransch van Marmontel, Amst. 1777- Hetzelfde als zangspel bewerkt, Amst. 1783.
Albert de eerste, of de Edelmoedige Keizer, trsp. gevolgd naar het Fransch van le Blanc, Amst. 1778.
De Uitmuntende Minnaar, zangsp. gevolgd naar het Fransch van Sedaine, Amst. 1784.
De Deugdzame Zoon en de Edelmoedige Vrinden, tnsp. Amst. 1792.
Voorts vertaalde hij gemeenschappelijk met Henri Jean Roulland:
De Jaloersche Vrouw, blsp., naar het Fransch van Desforges, Amst. 1789.
De Twee Jonge Savojards, blsp., naar het Fransch, Amst. 1790 en
De Optimist of alles wel, tnsp., naar het Fransch van Collin d'Harleville, Amst. 1790.
Als lid van het kunstgenootschap Oefening beschaaft de kunsten had hij ook de hand in de vertalingen van:
Olimpia, trsp., naar het Fransch van de Voltaire, Amst. 1764.
Zaruchma, trsp., naar het Fransch van Cordier, Amst. 1765.
Zelmire, trsp., naar het Fransch van de Belloy, Amst. 1766 en
De Deugdzame Galeiroeijer of de Beloonde Vaderliefde; trsp., naar het Fransch van Fenouillot de Valbaire. Amst. 1769.
Bovendien had hij ook deel aan de Psalmberijming onder den naam van Laus Deo, Salus populo uitgekomen en aan de Christelijke Gezangen bij de Doopsgezinden, onder den naam van kleinen bundel, in gebruik. Asschenbergh overleed den 18 November 1792.
Zie J. de Vries, Proeve eener Geschied. der Nederd. Dichtk. D. IV. bl. 93 en 94; Witsen Geysbeek, Woordenb. der Nederd. Dichters; Catalogus van de Biblioth. der Maatsch. van Nederl. Letterk. D. I. bl. 260 b. bl. 28, 29 en 50.