[Asinga Ascon]
ASINGA ASCON, vierde Prins der Friezen, zou na den dood van zijnen vader Ubbo aan de regering gekomen zijn, in het 71ste jaar voor de geboorte van Christus. Hij was een eergierig en krijgszuchtig Vorst, die onderscheidene oorlogen voerde en de palen zijner heerschappij veel wijder uitzette dan zijne voorzaten gedaan hadden. De West-Friezen, zeer na verbonden en vermaagschapt met die van Stavoren, of de Friezen ten Oosten van het Vlie, leden onderscheidene aanvallen van de Batavieren, doch Ascon kwam hun te hulp. In een dier aanvallen werd hij gevaarlijk gewond, deed zich naar Stavoren voeren, waar hij tegen alle verwachting genas. Niettegenstaande de wonden van Ascon, hadden de Friezen de overwinning op de Batavieren behaald. Hierop hoovaardig, ondernamen zij eenen tweeden togt tegen hunne vijanden, ofschoon hun Vorst nog naauwelijks van zijne wonden genezen was. De Friezen behaalden andermaal de overwinning, versloegen vijfhonderd hunner vijanden en noodzaakten den Batavieren een bestand van drie jaren te sluiten. Dit zou gebeurd zijn in het eerste jaar onzer tijdrekening.
In het jaar vier beving Ascon, ofschoon reeds oud van dagen en vijf en zeventig jaren geregeerd hebbende, wederom de lust om te oorlogen, en hij trok tegen de Deenen te veld, op welken togt hij door zijnen neef Diocarus Segon, die hem in den krijg verzelde, wonderlijk van den dood verlost zou zijn. Na deze vruchtelooze onderneming, deed hij in het land der Tongeren, toen onderhoorig aan Hertog Karel van Braband, eenen inval, welke togt echter ruim zoo slecht als de vorige uitviel. Want de Hertog zond, na hem alvorens tot den aftogt en schadevergoeding te hebben doen vermanen, een deel krijgsvolk tegen hem uit, dat de Friezen onverwachts overrompelde. Asinga zelf werd gewond en gevangen genomen, en die oorlog nam hiermede een einde. Groote reden had Asinga zich over de edelmoedigheid van zijnen overwinnaar te verwonderen: want nadat hij hem van zijne wonden had doen genezen, ontsloeg hij hem, zonder eenig losgeld te vorderen. De twee vijanden werden, door het sluiten van een eerlijken vrede, de beste vrienden, en zouden het waarschijnlijk nog lang gebleven zijn, indien der Friezen Vorst niet kort daarna overleden was. Hij stierf na eene twee en tachtigjarige regering en werd opgevolgd door den gemelden Diocarus Segon.
Zie F. Sjoerds, Friesche Jaarboeken, D. I. bl. 29-32; Kok, Vaderl. Woordenb. D. IV. bl. 1348-1349.