Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1
(1852)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 400]
| |
Poolschen Adel, van welke gezindheid er zich destijds velen in Polen bevonden, gelast zijnde zich uit hoofde van zijne godsdienst dat land te verlaten, zette zich in Holland neder. In dienst geraakt van de Westindische compagnie, werd hij naar Brazilie gezonden, waar hij drie jaren, van 1635-1636 als Kolonel het bewind voerde, en door zijn beleid en dapperheid de Brazilianen te onderbragt. Hij ziende, dat de landen, welke de Maatschappij in Brazilie veroverd had, met geen rust konde bezeten worden, zoolang de sterkte Arrayal, gelegen op eenen berg bij de rivier Dos Affagades in handen van den vijand was, besloot haar te belegeren, en, onaangezien de daarin liggende bezetting bijna zoo sterk was als de magt, waarover hij te beschikken had, door uithongeren en het inwerpen van bommen en andere vuurwerken tot de overgaaf te dwingen. Met dit oogmerk toog hij des nachts lang den suikermolen van Sint Pantaleon derwaarts en deed de zijne toen vijf schansen ter insluiting opwerpen, waarop die van binnen, om zulks te beletten, onderscheidene uitvallen deden, in welke schermutselingen die somtijds vrij scherp waren, Artichofsky zelf door den arm geschoten werd en zich dus genoodzaakt zag in het vervolg op zijn bed het bevel te voeren. Intusschen eens uit het geweldig schieten afnemende, dat de vijand een zijner opgeworpen schansen zeer hevig aantastte, vloog hij ten bedde uit, sprong ongekleed te paard en reed in vollen ren derwaarts. Hier vond hij de zijnen geweldig in het naauw, den Hopman en den Luitenant verslagen en naauwelijks zes man in de schans aanwezig om tegenstand te bieden. Evenwel ontzonk hem den moed niet, maar hij verzamelde de verstrooide bende en viel zoo vinnig op den vijand aan, dat hij ze terug dreef, zijne beschansing voltrok, en, sedert met 400 man versterkt zijnde, de Brazilianen noodzaakte de sterkte op eerlijke voorwaarden over te geven. Later raakte hij nog meer dan eens slaags met den vijand en behaalde gedurig aanmerkelijke voordeelen op hem. Toen, nadat het grootste gedeelte van Brazilië overmeesterd was, de vergadering van negentienen hier te lande raadzaam vond, eenige meerder manschap derwaarts te zenden, en het opperbewind over het landschap eenen man van aanzien op te dragen, waarop Graaf Joan Maurits van Nassau in Januarij 1637 met drie duizend man in Brazilië aankwam, bleef Artichofski onder hem dienen tot in het jaar 1638 toen hij hecwaarts keerde, om meer volk aan te vragen. Op het laatst van dat jaar vertrok hij dan ook weder naar Brazilië met een regiment van 1600 man, dat hij hier te lande had opgerigt. Kort na zijne terugkomst, raakte hij in geschil met den Landvoogd, die hem van zijn ambt ontzette, waarop hij weder naar Nederland keerde. De Maatschappij was echter zoo met hem ingenomen dat zij eenen steenen zegezuil voor hem had doen oprigten en hem daarenboven, toen hij, ten gevolge van de oneenigheid met Graaf Maurits terug kwam, eene gouden keten vereerde | |
[pagina 401]
| |
de aan welke een penning hing, op welks voorgrond die zegezuil is afgebeeld. Verdere lotgevallen van Artichofski, die een man van smaak en beminnaar der letteren schijnt te zijn geweest, vindt men niet vermeld. Zie Aitzema, Saken van Staet en Oorloch, D. II. bl. 538 en 539; Commelijn, Het Leven van Frederik Hendrik, D. I. bl. 229; van Loon, Nederl. Historip. D. II. bl. 240 en 241; Kok, Vaderl. Woordenb.; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XI. bl. 246 en 247; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Collot d'Escury, Hollands Roem D. II. bl. 295. |
|