heeft. Toen Reinald III, Hertog van Gelder, kinderloos overleden was en, wegens de opvolging in het Vorstendom het vuur der tweespalt ontstoken was, voegde Arnoldus zich bij de Heeckerens, die het met Machteld van Gelder, de oudste halve zuster van den overledenen Hertog, tegen Willem van Gulik, geboren uit de jongste zuster, Maria, hielden, welke oorlog zeer lang geduurd heeft en het stift van Utrecht duur te staan gekomen is, daar het door de vijanden dikwijls gebrand en geplunderd werd, zonder dat het eenig nut uit dezen oorlog trok; terwijl de Bisschop zelf, in het jaar 1372 groot gevaar liep van in de stad Tiel te worden gevangen genomen, toen hij zich aldaar met vrouw Machteld, destijds hertrouwd met Jan van Chastillon, Graaf van Blois, ophield.
Later oorloogde hij weder tegen de Hollanders over de nieuwe sluizen die de Utrechtschen aan de Lek gelegd hadden en deze krijg was naauwelijks geëindigd, of hij oorloogde alwederom tegen Aalbrecht van Beijeren, Graaf van Holland, over het verkoopen van Vreeland; zoodat hij gedurende het bezit van het Utrechtsche Bisdom weinig rust genoot.
Toen in het jaar 1377, door het overlijden van Johannes van Arkel, de Luiksche Bisschopszetel was vakant geworden, verkoos een gedeelte van het kapittel Arnoldus van Horn in zijne plaats en deze keuze werd dan ook door Paus Urbanus VI goedgekeurd, daar echter een ander gedeelte Eustachius van Rupefort verkozen had, die de bulle zijner bevestiging had ontvangen van den Tegenpaus Clemens VII, welke te Avignon zijnen zetel had, stond Bisschop Arnoldus eerst in twijfel of het wel raadzaam was het zekeren (Utrecht) voor het onzekere (Luik) te verlaten, om hetwelk te bezitten hij ten minste zou moeten vechten, aangezien de Brabanders, de Markgraaf van Gulik zijnen grootsten vijand en meer anderen reeds voor Eustachius de wapenen hadden opgevat. Doch hij moest vertrekken want te Utrecht had men inmiddels reeds Frederik van Wevelinkhoven in zijne plaats tot Bisschop verkoren. Hij vertrok alzoo naar Luik, waar hij den 12 Junij 1378 zijne intrede deed. Ook hier moest hij onderscheidene oorlogen voeren, onder anderen tegen den Graaf van Ravestein in 1387, in welken krijg Ravestein door 's Bisschops krijgsmagt belegerd werd, wanneer men de kolengravers van Luik ontbood om de muren der stad te ondermijnen en die door het losbarsten van buskruid te vernielen doch de vrede werd weldra getroffen. Na tien jaren aan het hoofd van dit Bisdom te hebben gestaan, overleed hij aldaar geacht en bemind den 8 Maart 1389. Hij vereenigde met eene schoone gedaante, uitstekende gaven van hoofd en hart, die echter door hoogmoed en bemoeizucht ontluisterd werden.
Zie van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb. A. bl. 636 en 637; Halma, Tooneel der Vereen. Nederlanden; v(an) H(eussen) en v(an) R(hijn)