[Zeger of Seger van Arnhem]
ARNHEM (Zeger of Seger van), vermoedelijk uit het zelfde geslacht als den voorgaande, ofschoon hij niet op de geslachtlijst bij van Hoogstraten, in diens Woordenboek, voorkomt, was Land-Rentmeester des Vorstendoms Gelre en Graafschaps Zutphen, toen hij den 23 Mei 1641 tot Curator der Veluwsche kwartierschool werd aangesteld. Hij maakte zich in die betrekking bijzonder verdienstelijk door zijne bemoeijingen om die school tot een Hoogeschool der geheele provincie te zien verheffen, waartoe hij onder anderen, met eenen zijner mede-curatoren, Johan van Wijnbergen, den 14 April 1647, ter Staatsvergadering van Gelderland eenen voordragt deed, welke ten gevolge had, dat kort daarna door het Hof van Gelderland, op last en op naam der Staten het octrooi uitgevaardigd werd, waarbij de Hoogeschool van de Veluwe plegtig als de Akademie van Gelderland aangekondigd werd. Bij de daarop volgende benoeming van Curatoren dier Akademie werd Zeger van Arnhem dan ook niet overgeslagen, hij bleef zich even hartelijk als te voren hare belangen aantrekken tot aan zijnen dood, in het jaar 1664. Hem gaat den roem na, dat hij door zijne nuttige bedrijvigheid niet slechts de provincie Gelderland, maar zelfs Kerk en Staat ten zegen verstrekt heeft.
Zie: Schrassert, Beschryvinge der Stadt Harderwyck, D. I. bl. 77; Bouman, Geschied. der Geld. Hoogeschool, D. I. bl. 33, 128 en 147.