bij de menschen hulp te zoeken, terwijl hun Heer zich inmiddels in de kerk begaf om Gods bijstand af te smeeken. De knechten, in zekere straat boven de deur van een fraai huis het wapen van Arkel ziende, klopten aldaar aan en vroegen wie daar woonde en waarom dit huis het wapen van hunnen Heer in den gevel voerde. Nu vernamen zij dat de eigenaar des huizes een Nederlander was, die vele jaren geleden, toen Jan van Arkels vader nog leefde, als marschkramer, door Jan op de straat ontmoet zijnde, aan dezen zijnen geheelen mars verkocht had en met het daarvoor ontvangen geld zooveel gewonnen had, dat hij een vermogend man geworden en te Genua met eene rijke vrouw gehuwd was; terwijl hij tot aandenken aan de edelmoedige daad van Jan van Arkel diens wapen in zijnen gevel geplaatst had. Zoodra de koopman nu vernam waar en in welk eenen toestand zijn weldoener zich bevond, spoedde hij zich derwaarts, nam hem in zijn huis op, hield hem eenige dagen aldaar en wilde hem de helft van zijne goederen afstaan,’ ‘want’, zeide hij, ‘ik heb alles met uw geld gewonnen.’ Van Arkel nam echter slechts zooveel geld van hem ter leen, als hij noodig had, om met zijne knechten behoorlijk te huis te komen.
In den oorlog welke in 1302, tusschen Filips den Schoone, Koning van Frankrijk en Guy van Dampierre, Graaf van Vlaanderen, gevoerd werd, stond Jan van Arkel aan de zijde der Vlamingen, en voerden in den slag bij Kortrijk, den 11 Junij van dat jaar geleverd, met zijne bloedverwant Hugo Botter de voorhoede aan; zij sloegen met veel onverschrokkenheid de eerste aanvallen der Franschen af, en veroverden hunne banier, die zij den Graaf van Vlaanderen aanboden. Zij waren beide echter zoo zwaar gewond, dat Hugo daaraan bezweek, en Heer Jan nog eenigen tijd in Vlaanderen moest verblijven om zich te doen genezen.
In 1314 zich te Keulen bevindende om zijnen zoon Jan uit te huwelijken aan Ermgard, de eenige dochter en erfgenaam van Otto I, Graaf van Kleef, werd hij, om zijne dapperheid, op een tournooi aldaar gehouden, tot hoofd en Prins der Ridders verkozen.
In het jaar 1315 viel Lodewijk X, Koning van Frankrijk, in Vlaanderen en belegerde Kortrijk, terijl Willem III, Graaf van Holland, Rupelmonde verbrandde, hierop verzamelde Robbert III, gezegd van Bethune, Graaf van Vlaanderen, een magtig leger bijeen, om Kortrijk te ontzetten; deed eenen aanval en bragt aanmerkelijke schade aan het Fransche leger toe. De Graaf van Holland, dit vernemende, beval nu de vaandels te ontrollen en den Graaf van Vlaanderen tegen te trekken; hierop werd er, nabij Cassel, ter wederzijde verwoed gestreden en den Graaf van Holland niet alleen verwond, maar hij viel van zijn paard en was in groot gevaar van om te komen,