Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1
(1852)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Nicolaas Anslijn]ANSLIJN (Nicolaas) Nic.Z., den 12. Mei des jaars 1777 te Leyden geboren, was de zoon eens Boekbinders te Amsterdam, en de kleinzoon van eenen voor dien tijd zeer bekwamen OnderwijzerGa naar voetnoot(1), aan wien hij zijnen vroegste leiding te danken had. In zijne jeugd had hij groote neiging om het fijnschilderen te leeren, en legde zich dus met eenigen tegenzin op het beroep zijns vader toe, tot dat deze des jongelings neiging opvolgde en hem, in het jaar 1788 als leerling bij eenen Kunstschilder bestelde. Bij eene zware mist, die den 23 September 1789 plaats had, had zijn vader het ongeluk in het water te loopen en te verdrinken. Daar de zaken zijner moeder allengs achteruit gingen, en zij aan zijne opvoeding niet meer kon ten kosten leggen, moest hij zijn lievelingsvak laten varen, en naar iets anders omzien, dat eenig dadelijk voordeel opleveren kon. Tengevolge daarvan kwam hij, in het jaar 1790, bij eene verlakker, die op de kermissen reisde, doch deze levenswijs stuitte hem geweldig tegen de borst. Zijne moeder vertrok daarop naar Leyden, en hier nam hij zijn eerste handwerk, het boekbinden weder op, waarin hij het door eigen oefening, nadenken en vinding tot eene aanzienlijke hoogte bragt, en zich den 18 Mei 1799 als baas vestigde. Den 11 Mei 1800 gehuwd zijnde, met Japikje Jacoba Heek, begon hij te berekenen, dat hij zonder vermogen, en dus niet in staat genoegzaam crediet te kunnen geven, moeijelijk aan de behoeften van een aanwassend huisgezin zou kunnen voldoen. Hij kwam dus op het denkbeeld om van stand te veranderen en werd in het jaar 1802 Onderwijzer. Zijne kundigheden, zelfs de gewoonste, waren toen nog zeer beperkt, doch een stalen wil en volharding, spaarzaamheid met de tijd en nachtwaken, bragten hem spoedig op eene voldoende hoogte. Hij verkreeg, in het jaar 1803, eene acte van algemeene toelating, nadat hij op eene der Stads-armscholen zich in het practisch gedeelte van | |
[pagina 314]
| |
het onderwijs geoefend had. Na eenige mislukte pogingen om een plaats als Onderwijzer te bekomen, werd hij eindelijk in het jaar 1804, als tweede Meester op eene der Stads-armenscholen te Amsterdam aangesteld. Van daar in 1807 als Hoofdonderwijzer, naar eene dergelijke school te Haarlem beroepen, was hij daaraan twaalf jaren met het grootste nut werkzaam. Cuvier en Noël, zoo ingenomen met de schoolinrigtingen in Holland, hadden de zijne gezien; de Armenschool, waarvan zij in hun rapport berigt gaven, was de school van Anslijn. Het is buiten twijfel, dat het bezoek in zijne school, veel bijgedragen heeft, om de geheele vernietiging van ons onderwijs te dier tijd te voorkomen. In het begin van 1816 viel Anslijn de vereerende onderscheiding te beurt, dat Koning Willem I hem een net gebonden exemplaar van Uilkens, Volmaaktheden van den Schepper in zijne Schepselen beschouwd, en van H. Blair, Lessen over de Redekunde, ten geschenke deed uitreiken en zulks onder betuiging van zijner Majesteits goedkeuring wegens de diensten welke Anslijn, zoo op zijne school, als, en wel voornamelijk, door zijne schriften bewezen had en voortging te bewijzen. Verschillende omstandigheden en eene gekrenkte gezondheid, ten gevolge van overspanning in zijne betrekking, noopten hem in het jaar 1819 voor de post van Hoofonderwijzer aan de Stads Armenschool te Haarlem te bedanken. Hij werd Huisonderwijzer, en had het geluk, in dezen stillen werkkring, na verloop van tijd, zijne gezondheid te zien verbeteren. Weldra begon hij nu ook lessen in de Natuurlijke Historie, zijn lievelingsvak, te geven, en zulks aan leerlingen van beiderlei kunnen. Zijne echtgenoote stierf in het jaar 1834, en deze en andere omstandigheden deden hem besluiten Haarlem te verlaten, en zijn intrek te nemen bij zijnen zoon Pieter Daniel Anslijn, destijds Onderwijzer te Alkmaar, thans Directeur in de fundatie van de Vrijvrouwe van Renswoude te Utrecht. Ook te Alkmaar bleef hij onvermoeid tot heil der jeugd werkzaam, en nam zelfs gedurende de laatste vijf maanden een werkelijk aandeel aan de school, waar hij weldra de achting en liefde der kinderen won en veel nut stichtte. Anslijn overleed plotseling den 12 September 1838. Terwijl hij in den vroegen morgen van dien dag bezig was met, op één na de laatste plaat van de Afbeeldingen der Artsenijgewassen welke in de Nederlandsche Apotheek als zoodanig vermeld zijn, welk werk sedert eenige jaren door hem werd uitgegeven, en waarvan 54 afleveringen zijn in het licht gekomen, op steen te brengen, viel de teekenpen hem uit de hand; men vond hem dood op zijnen stoel, terwijl een ongewisse streep, van de bloem af, die hij teekende, tot op den rand van den steen, aanwees, hoe zijne hand was afgegleden. Onder de menigte werkjes voor de jeugd die Anslijn geschreven heeft en die een volledig stel schoolboeken uitmaken, gaf hij | |
[pagina 315]
| |
zelf altijd de voorkeur aan den Braven Hendrik. een Leesboekje voor jonge kinderenGa naar voetnoot(1). In een dier werkjes, getiteld: De arme Jacob, Leyden 1823 kl. 8o is menige trek op te merken aan des schrijvers levensgeschiedenis ontleend. Zijn uitgebreid werk: Systematische Beschrijving der voor ons meest belangrijke voorwerpen uit de drie Rijken der Natuur,’ doet den omvang zijner studie in de wetenschap der Natuurlijke Historie uitstekend kennen, en verdient bij de werken in dit vak van wetenschap onder ons geschreven eene eervolle plaats. Voor dit vak was hij dan ook met eenen blakenden ijver bezield. Om dit te beter te kunnen beoefenen, maakte hij zich, met de ongeloofelijkste vlijt, de gewoonste hedendaagsche talen eigen en leerde, zonder iemands hulp of wegwijzing het Latijn, in zoo verre verstaan, dat hij van een tot dit vak behoorend werk nut kon hebben. De Maatschappij der Wetenschappen erkende meer dan eens den ijver van Anslijn in het uitbreiden der kennis onzer vaderlandsche Fauna, die hij, zoowel als de vaderlandsche Flora als van buiten kende. Hij bragt hare verzameling van Nederlandsche insekten tot eene bewonderenswaardige volkomenheid. Nog aanzienlijker en meer compleet, was zijne eigene collectie. Zijne verzamelingen van inlandsche plantgewassen, van conchiliën, en van door hem zelf bewerkte skeletten en praeparaten, ter wier uitbreiding hij menig uur van rust opofferde, getuigden van zijne orde, netheid, uitvoerigheid en van een gedurig en rusteloos bijhouden eener wetenschap, die in de laatste jaren, vooral met betrekking tot het systematische, zulke duchtige en voor de beoefenaar vermoeijende veranderingen onderging. Zijne afbeelding der Nederlandsche Dieren, als ook die der Artsenijgewassen is juist en getrouw, doch de lage trap waarop de steendrukkunst hier te lande nog steeds was gebleven, deed veel te kort aan de zuiverheid en uitvoerbaarheid zijner teekening, zoodat men verkeerd zon doen zijn talent in dezen hiernaar te beoordeelen, want hij teekende meesterlijk en vooral vruchten en bloemen met bewonderenswaardige zachtheid en uitvoerigheid. Ook hierin had hij het door eigene oefening zonder iemands hulp zoover gebragt. Hij liet den roem na van een voortreffelijk onderwijzer te zijn geweest en hoe kon dit anders? Bij een helder hoofd, een fijn gevoel voor de waarheid, een sterk geheugen, eene voorbeeldelooze en door niets af te schrikken vlijt, kende hij, de kinderziel en het kinderlijk verstand niet slechts bij bespiegeling en uit schriften van | |
[pagina 316]
| |
groote mannen, maar bij ervaring en door eigen helder inzigt en fijne opmerking. Hij had den waren toon om met jongelieden van beide kunnen om te gaan: kinderlijk, niet kinderachtig, beschaafd en boeijend, de zedelijke ontwikkeling tegelijk met de redelijke leidende. Zijne assche rust op de Alkmaarsche begraafplaats, zoo onopgemerkt, als de groote man nederig en ingetoogen geleefd heeft. Door velen zijner tijdgenooten miskend, zal het nageslacht hem regt laten wedervaren. Behalve de reeds opgenoemde heeft Anslijn de volgende geschriften nagelaten: Letterbladen, Leyden 8vo. Bijvoegsel op de aanleiding ter vervaardiging van schriftelijke opstellen van C. Dolz, Leyden 1810. gr. 8o. Bijbelsche voorbeelden, ter bevordering van Godvrucht en Deugd, Leyden 1810. 5e druk 1828, 8vo. Aanleiding tot de Nederduitsche Spraakkunst voor eerstbeginnenden, Leyden kl. 8vo. Nederduitsche Spraakkunst voor eerstbeginnenden, Leyden 1815. 8vo. Nieuw Spel- of Leesboekje, Leyden 1828. kl. 8vo. Tiende druk, 6 stukjes en bijvoegsel. Verzameling der merkwaardigste ontdekkingen betreffende onze aarde, derzelver bewoners en voortbrengselen, Leyden 1817. 8vo. met platen. Belangrijke onderwerpen uit de Natuurlijke Geschiedenis en Aardrijksbeschrijving, Amst. 1819. 8vo. 3 stukjes met platen. Karaktertrekken uit de Algemeene en Vaderlandsche Geschiedenissen, Leyden. kl. 8vo. 2 stukjes. Raadgevingen en onderrigtingen voor kinderen, Leyden kl. 8vo. 5 stukjes. Leesboek tot oefening in het kunstmatig lezen, 2 stukjes, Leyden 1820. 8vo. 6 stukjes. De Brave Maria, Leyden kl. 8vo. Leesboek voor de tweede klasse ten dienste der Scholen, Leyden kl. 8vo. Maria Welmoed en hare kinderen, Amsterdam 1821. kl. 8vo. 2 stukjes. Natuur- en Aardrijkskundige Mengelingen ter bevorderingen van algemeene kundigheden, Leyden 1821. 8vo. 4 stukjes, Systematische handleiding tot het onderwijs in de Natuurlijke Geschiedenis, Leyden 1822. gr. 4to. 7 stukken met platen. Voorstellingen van het Dierenrijk, behoorende tot het voorgrande werk, Leyden 1822. gr. 4to. Handleiding tot de kennis der Artsenijgewassen, Leyden 8vo. 6 stukjes met platen. Rekenboek voor Meisjes, Leyden 1820. 4e druk, 4 stukjes. Rekenboek voor de Scholen, Leyden kl. 8vo. 5 stukjes. | |
[pagina 317]
| |
Aanleiding tot het Rekenen uit het hoofd, Leyd. kl. 8vo. Rekenkundige Voorstellen, ten Bijvoegsel op het 1e stukje van J. Brunt's Rekenboek, Leyd. kl. 8vo. Korte Verklaring van het Stelsel van Maten en Gewigten, Leyd. kl. 8vo. Aardrijkskundig Leesboek, Leyden 1824. kl. 8vo, 2 stukjes. Schets der Nederlandsche Geschiedenis, Haarl. 1825. kl. 8vo. Handleiding om de kinderen het Lezen te leeren, Leyd. 1827. kl. 8vo. Leesboekje voor eerstbeginnenden, Leyd. 1828. kl. 8vo. 2 st. Aanleiding tot het plaatsen der Schei- en Zinteekens, Leyd. 1827. 8ve. Schets van de beknopte Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde van M. Siegenbeek, Haarl. 1828. kl. 8vo. Keur van Nederlandsche Dichtstukken, Leyd. 1829. kl. 8vo. Kruidkundig Leerboek, Amsterd. 1830. 8vo. met platen. Geschenk voor de Jeugd, bestaande in afbeeldingen en beschrijvingen van eenige van de belangrijkste voorwerpen der natuur, Leyd. 1831. 16o 8 stukjes, met gekleurde plaatjes. Afbeeldingen der Nederlandsche dieren, Leyd. gr. 8vo. 32 aflev. Nederlandsche voorbeelden van Deugd, Leyd. 8vo. 3 stukjes. Verzameling van Logogryphen, Charades en Raadsels, ter dienste der Jeugd, Leyd. 1831. kl. 8vo. Merkwaardigheden betreffende de Natuur- en Aardrijkskunde, Leyd. 4 stukjes. Nieuw Prenteboekje voor kinderen, Leyd. 16o. met gekl. pl. Adolf en Sientje, Leyd. kl. 8vo. 3 stukjes. Beschrijving der Washingtons- en Sandwich-eilanden, benevens die van het Pittcairneiland, een leesboek voor jonge lieden die hunne kennis, ten aanzien van Landen en Volken wenschen uit te breiden, Leyd. kl. 8vo. Zie M. Stuart, Jaarboeken van het Koningr. der Nederl, 1815, D. II bl. 218; Immerzeel, Levens en Werken der Kunstschilders enz.; Alphabetische Naamlijst van Boeken, welke sedert 1790 zijn uitgekomen; en vooral N. Beets N.Z., Een woord aan allen, die den Braven Hendrik gelezen hebben. Haarlem 1838, welk werkje wij hier voornamelijk gevolgd zijn. |
|