gesloten werd, zag hij zich genoodzaakt de vlugt te nemen en naar Corvey terug te keeren. Zijn arbeid in de Noordsche gewesten en de daar uitgestane ongemakken deden hem zooveel roem verwerven, dat Keizer Lodewijk hem, in het jaar 833, met goedkeuring van Paus Gregorius IV, tot Aartsbisschop van Hamburg benoemde, en hem de zorg aanbeval om de Denen, Noren en Zweden te bekeeren; terwijl hij hem tevens Turnhout met aanzienlijke inkomsten schonk, ten einde in tijd van vervolging en verwoesting aldaar eene toevlugt te hebben. Als nu Hamburg eenige tijd daarna door de Noormannen werd ingenomen, zag Anscharius zich genoodzaakt zijnen Bisschopszetel naar Bremen te verplaatsen, waar hij den 3 Februarij 865 aan de loop overleed en in de St. Pieterskerk begraven werd.
Zie Schotanus, de Geschied. van Friesland, bl. 66-69; Halma, Tooneel der Vereen. Nederl.; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek Groot Algem. Hist. Woordenb.; Kok Vaderl. Woordenb.; Chalmot Biogr. Woordenb.