van den wettigen Hoofdofficier, voorgevallen den zesentwintigsten Juny MDCCLXXXVII,’ welke indaging in September daaraanvolgende, gevolgd werd van een vonnis, waarbij zij ten eeuwigen dage uit den Lande van Holland en West Friesland gebannen werden, onverminderd zoodanige andere straffen als men, indien zij ten eenigen tijde in handen der Justitie mogten geraken, zou oordeelen te behooren. Verdere levensbijzonderheden vindt men niet van hem opgeteekend; evenmin weten wij in hoever Karel d'Amour, die in 1795 door de stad Amsterdam tot Representant gekozen werd, aan hem verwant was.
Zie Vaderlandsche Historie ten vervolge op Wagenaar, D. XI. bl. 321, D. XVII. bl. 73, D. XXI. bl. 27 en 31.