onder verzekering dat, indien men met magt van wapenen de beeldenstormers wilde aanvallen, zes honderd edellieden de gemeente zouden beschermen. Uit dien hoofde werd hij bij vonnis van den bloedraad, van den 17 Mei 1568 uit het land gebannen en zijne goederen verbeurd verklaard. Hij werd in 1572, uit hoofde van zijne verdiensten, door Sonoy, 's Prinsen Stadhouder in het Noorderkwartier, tot bevelhebber van Hoorn aangesteld. Toen er in 1574 een aanslag gesmeed werd, om Antwerpen aan 's Prinsen zijde te brengen, onthield hij zich met Nicolaas Ruichaver en Maarten Neyen aldaar heimelijk in het huis van den Griffier Martini, om nevens anderen den aanslag te begunstigen. De landvoogd Requesens echter, lucht van den toeleg gekregen hebbende, beval eene huiszoeking te doen en te beginnen bij die van de Regering. De Griffier spoedde zich naar huis en gaf zijne echtgenoote de zwarigheid te kennen. Deze vrouw, welke een mannelijk hart in haren boezem droeg, verborg Alveringen met Ruichaver in eene tafelkas, op welke juist de huiszoekers, die hen nergens hadden kunnen ontdekken, een geschrift ontworpen, bij hetwelk 2000 gulden op het lijf van Neyen, en eenige honderd guldens op die van Alveringen en Ruichaver gezet werden. Zoodra die van den geregte vertrokken waren, verlieten zij hunne enge verblijfplaats en kort daarna de stad Antwerpen, van waar hij naar Hoorn schijnt te zijn terug gekeerd; althans is hij daar in 1576 overleden, zonder kinderen na te laten.
Zijn wapen was een veld van hermelijn, met drie roskammen van keel.
Zie Bor, Nederl. Oorl., B. VI. bl. 377 (274), B. VII. bl. 586-589 (80-82), Nederl. Hist., bl. 394-400; van Loon, Nederl. Historip., D. I. bl. 201; Te Water, Hist. van het verbond der Edelen, St. II. bl. 149-151; Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Scheltema, Staatk. Nederl.