[Daniel van Alphen]
ALPHEN (Daniel van), geboren te Leyden in 1660, zoon van Daniel van Alphen, Burgemeester van Leyden, en Tanneke de Ramouts, was eerst Raad in de vroedschap, vervolgens Schepen en daarna Burgemeester zijner geboortestad. Hij was zeer bedreven in de Latijnsche en Grieksche talen, als ook in de oudheden en historien, daarbij zeer ervaren zoo in de Romeinsche als Vaderlandsche regten, voegende bij eene ongemeene kunde in de oudere en latere geschiedenissen dezer landen, en in de wettige voorregten en geregtigheden van het volk en de steden, ook eene uitmuntende vrijheids- en vaderlandsliefde, gepaard aan een doorschrander oordeel, minzame nederigheid en vriendelijke deftigheid. Niet zelden verdedigde hij ook, zoo bij monde als in geschrifte, gedurende den tijd van twee en vijftig jaren, dat hij lid der vroedschap was, de regten van het volk, des geheelen Vaderlands en inzonderheid der stad Leyden, manmoedig en met klem van redenen tegen elken onwettigen aanval. De herinnering hiervan maakte de stedelijke regering voor hem dierbaar, door hem in 1706, toen hij met de waardigheid van eersten Voorzitter der Schepenen was bekleed, een geschenk te vereeren, zijnde eene zilveren vergulde bokaal met deksel, fraai gewerkt, pronkende met het gekroonde wapenschild der stad, ter wederzijde gehouden wordende door twee leeuwen, en staande op eenen insgelijks zilveren vergulden schotel, op welke men las:
Do D.v. Alphen, D.F.
Qui populi leges, et jura tuere Senatus,
Dum fluit ingenua pagina scripta manu,
Munera tu Batava, judex licet, accipe dextra,
Quae dedit haec, debet plus tua Leyda, tibi.