[Huych van Alkemade]
ALKEMADE (Huych van) of zoo als hij zich teekende H. Alkemade schijnt niet tot het adellijk geslacht van dien naam behoordte hebben. Hij woonde te Leyden en was een der genen die, ingevolge eene aanschrijving van de Vrouwe Regentesse der Nederlanden, den 11 Mei 1566 voor Commissarissen van den Hove van Holland geroepen werd om te verklaren: ‘wat affectie ende genegenheid zij tot den dienst van den Koning hadden: ende of zij gezind waren het met Zijne Majesteit te houden, en denzelven tegens een ieder te dienen, en hetgeen hen wegens zijne Majesteit zal worden bevolen te gehooren, alles ingevolge de verpligting van hunnen Leenen en van den Eed, alsmede om te renuneiëren van alle verbonden, Confederatiën en Obligatiën ter contrarie.’
Ofschoon Alkemade, door Te Water in zijne Historie van het Verbond der Edelen, niet onder de teekenaars van dat Verbond wordt opgegeven, moet hij daaraan toch hebben deel genomen, blijkens eene verklaring door hem den 10 Maart 1567 voor het gezegde hof afgelegd, waarin hij onder anderen zegt: ‘dat hij mede geconsenteert heeft voerende de Requeste gepresenteert bij de Edelen Geconfedereerde nopens daffdoening van̄ Inquisitie en̄ moderatie van̄ placaten, der hij mede die onderteykeninge gedaen heeft;’ terwijl hij tevens den eed aan den Koning van Spanje vernieuwde, ‘en̄ by de inhoude van dien verclaerde, zyne Majesteit te willen wesen gehou en̄ getrou en̄ voorts hem te dienen als een goed Leenman betaemt nae nature en̄ verbintenisse van zyne leenen.’
Zie M. Baron d'Yvoy van Mydrecht, Bijdragen tot de Hist. van het Verb. en de Smeeksch. der Edelen, medegedeeld in de Nieuwe Werken van de Maatsch. der Nederl. Letterk. D. I. St. II. bl. 186, 203 en 244.