Hardersspel. Amst. 1699.
Hardersspel ter eere van Corn. Pruimer. Amst. 1702.
De bedrooge woekeraar, blijspel. Amst. 1702.
Latona, of de verandering der Boeren in kikvorschen. Amst. 1703, met pl.
Philippyn, Mr. Koppelaar, blijspel. Amst. 1707.
Beslikte Swaantje en drooge Fobert, of de Boere rechtbank, blijspel. Amst. 1715.
De Puiterveensche Helleveeg, of beslikte Swaantje aan den tap, blijspel. Amst. 1720.
Jan Los, of den bedroogen Oostindievaer, blijspel, Amst. 1721.
Orpheus Hellevaart om Euridice, muzijkspel. Amst. met pl.
De stijl is in alle deze stukjes natuurlijk, los en vloeijend. doch de uitdrukkingen zijn hier en daar voor onze tijd wat onkiesch, waarom zij tegenwoordig niet meer vertoond worden. Ook wist hij zich, wanneer zijn onderwerp zulks vorderde, krachtig uit te drukken. Mede heeft hij in MS. nagelaten een werk, dat hij, met de teekeningen voor de platen, geheel voor de pers gereed gemaakt had en gevonden werd in de rijke boekverzameling van Nederduitsche Dichters van Mr. C P.E. Robidé van der Aa, Het heeft tot titel: A. Alewyns Simmebeelden, bestaande in 22 prenten, door den schrijver uitgevonden,wijders door denselven met vaarzen en zedekundige redeneeringen op yder prent toepasselijk verrijkt, en verders gestoffeerd met veele aanmerkelijke en gedenkwaardige aloude geschiedenissen en zinspreuken, uit aanzienlijke geloofwaardige schrijvers en zedeleeraars getrokken, zijnde de prenten in koper gesneden door Pieter van Bergen. Uit deze laatste zinsnede schijnt het dus dat Alewyn alleen door den dood verhinderd werd het uit te geven, daar hij zelfs er reeds een graveur voor had aangenomen. Het proza in dit werk draagt allerwege kenmerken van des schrijvers groote belezenheid, luim en vernuft, terwijl de verzen onder iedere prent, waarop steeds Apen de eerste rollen vervullen, van 's mans dichterlijke bekwaamheden niet ongunstig getuigen. Nog bewerkte hij met J. Collé:
Tesóuro dos Vocábulos das dúas Linguas, Portuguéza e Flamenga. Woordenschat der twee Taalen, Portug. et Nederd. Amst. 1718. 8o.
Zie Chalmot, Biogr. Woordenb., D. III. bl. 368; J. de Vries, Proeve eener Geschied. der Nederd. Dichtk., D. III. bl. 67; Witsen Geysbeek, Woordenb. der Nederd. Dicht.; Algem. Woordenb. der zamenlev.; Catal. van de Biblioth. der Maats. van Nederl. Letterk., D. I. bl. 115, D. I. b. bl. 47 en 167.