[Lubbert van Alendorp]
ALENDORP (Lubbert van), Heer van Bleijenburg en Abelschoten, een zoon van Willem van Alendorp en van Lubbert Bollen met de Roozen, wordt in het jaar 1434 als Kalenderbroeder te Utrecht vermeld, en was in 1441 en 1455 aldaar Raad en in 1446, 1451 en 1453 Schepen. In 1455 werd hij, benevens eenige andere poorters, van zijn burgerschap ontzet, omdat zij, met stads baniere gewapend, op de plaats waren gekomen, welke hair gezette stede niet en was, ten einde de gemeene stadsweiden, die in 1433 verkocht waren, aan de Gilden terug gegeven werden. In 1457 werd zijne tweede vrouw, Geertruid Grawert, nevens onderscheidene anderen, de stad ontzegd; terwijl hun opgelegd werd, voor dat zij de stad verlieten, oirvede te doen en te beloven, niet gedurende hun afzijn met stadsballingen te spreken of te Amersfoort of te Rhenen te komen, zullende hun, indien zij zich wijsselijk gedroegen, toegelaten worden, na verloop van een half jaar terug te keeren, Waarin hunne misdaad bestaan hebbe, wordt niet gemeld, alleen staat er, dat zulks om bestwil geschiedde. Alendorp overleed in het jaar 1468, latende uit zijn eerste huwelijk met Elizabeth Freis van Dolre, drie zonen en eene dochter na. Zijn wapen was van zilver met drie leeuwenkoppen, getand en getongd van goud.