[Wiert Adels]
ADELS (Wiert), Stuurman op een kofschip, dat met eene lading rogge en tarwe van Libau naar Amsterdam bestemd was, verdient om zijn zonderling moed-betoon hier eene eervolle plaats. In den oorlog met Frankrijk, op het laatst der vorige eeuw, werd dit schip, den 1 Augustus 1794, tien mijlen van den Hollandschen wal door eenen Duinkerkschen kaper prijs gemaakt. De kapitein of, zooals men toen zeide, de Schipper, Jan Lubbert de Haan, werd met vijf matrozen van de kof afgenomen; de Stuurman en één jongen bleven alleen aan boord van hun schip, waarop een prijsmeester, vier matrozen en een Deensche jongen, onlangs met een Deensch koopvaardijschip genomen, overgingen, ten einde hunne buit te Duinkerken op te brengen. Adels nam, den tweeden avond nadat zij genomen waren, de gelegenheid waar, dat de vier Fransche matrozen zich beneden in het vooronder bevonden, om het luik toe te smijten en het wel vast, met touwen en daarover gelegde sloepriemen, toe te sjorren. Nadat hij dit gelukkig volbragt had, was de Prijsmeester nog de eenige, die overmeesterd moest worden, ten einde het schip den kaper te ontweldigen. Deze was in de kajuit, onkundig van het lot zijner landslieden, en werd door Adels onverwijld boven geroepen. Op het dek zijnde werd hij door Adels aangegrepen, weldra overweldigd en overboord geworpen. Nu volkomen meester van het schip, zelte onze moedige Stuurman koers naar Hellevoetsluis, en bragt er, met behulp van de beide aan boord zijnde jongens, het schip behouden binnen. De vier Fransche matrozen, die met geen mogelijkheid de gevangenis, waarin