Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 22
(2008)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |||||||||||
Vakliteratuur en meer
| |||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||
‘skomorochi’, troubadours) sinds de vroege middeleeuwen in het midden van de zeventiende eeuw hun entree maakten in de ‘loebki’ (simpele, ingekleurde houtdrukken waarin tekst en illustratie gecombineerd worden als een eerste vorm van boekdrukkunst). In de late negentiende eeuw werden elementen of voorstellingen uit deze verhaalvormen autonome schilderijen die het ‘huiskamer’-formaat overstegen en soms afmetingen hadden van meer dan drie meter. Uitgebreid gaat zij in op de ontstaansgeschiedenis van de ‘bylinen’ en geeft daarvoor tegelijkertijd een verkorte weergave van de Russische geschiedenis (de meeste bylinen ontstonden tussen de tiende en veertiende eeuw in Kiev en omgeving). Bij de sprookjes wijst zij op een, in haar ogen, bijzonder verschil tussen Westerse en Russische sprookjes: ‘In het Westen waren ze vooral voor kinderen bedoeld - ze bevatten vaak een morele boodschap - en werden geassocieerd met een vrouwelijke lezer of verteller (een verhaaltje voor het slapen gaan), terwijl in Rusland de verhalen pas werden verteld als de kinderen naar bed waren vanwege de gruwelijke aard ervan of de erotische draai die er soms aan werd gegeven.’ Oorspronkelijk werden de sprookjes in Rusland door mannen verteld. Aan het eind van de negentiende eeuw werden sprookjes vaker aan kinderen voorgelezen en in de twintigste eeuw werden de sprookjes speciaal voor kinderen geschreven. Lidija lovleva gaat aan de hand van veel voorbeelden in op de invloed van sprookjes op de Russische schilderkunst. De eerste motieven uit sprookjes en bylinen verschijnen relatief laat in de werken van de Russische schilderkunst, die aanvankelijk te stevig verankerd was in de oude academische tradities die folkloreonderwerpen maar banaal en minderwaardig vonden. Halverwege de negentiende eeuw stond de Russische schilderkunst vrijwel volledig in het teken van maatschappijkritiek. Pas vanaf 1871 zien we sprookjeselementen terug in de schilderkunst in bijvoorbeeld het werk van Vasili Perov. Twee zeer belangrijke schilders die voor hun fantasiewerelden elementen uit de sprookjes en bylinen gebruikten zijn Viktor Vasnetsov en Ivan Bilibin. David Jackson gaat in zijn essay uitgebreid in op hun werk. Vasnetsov neemt in de geschiedenis van de Russische schilderkunst een uitzonderingspositie in omdat hij al redelijk vroeg met veel succes Russische mythen, sprookjes en legenden heeft uitgebeeld, juist in de periode dat het ‘kritisch realisme’ nog hoogtij vierde. Hij kon dit doen omdat in begin jaren zeventig van de 19de eeuw het ‘Slavisch reveil’ opkwam, een groeiende belangstelling voor kunst, kunstnijverheid en folklore uit het eigen land. Ook tsaar Aleksandre III ondersteunde een cultureel beleid met meer respect voor nationale tradities. Ivan Bilibin is in eerste instantie beïnvloed door Vasnetsov in zijn illustraties van sprookjes. Zijn illustraties zijn erg bekend geworden en kunnen getypeerd worden als een cen- | |||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||
traal titelvlak omringd door kaders met taferelen en motieven die doen denken aan verhalende iconen. Sprookjes met zijn illustraties worden ook nu nog in veel landen in de wereld uitgegeven. Bilibin wist het boek als kunstvoorwerp naar een hoger plan te tillen. Opmerkelijk is dat verschillende politieke stromingen steeds weer kans zagen de interpretaties van de sprookjes in de Russische cultuur een eigen draai te geven. Ellen Rutten laat in haar essay hiervan enkele sterke staaltjes zien. Zo wisselde bijvoorbeeld na de revolutie de prins en de boze heerser in sprookjes eenvoudig van plaats. Sprookjes werden vaak ingezet voor propagandadoeleinden. Jammer genoeg vertoont zijn essay nogal wat overlap met de andere essays en had de redacteur deze overlap enigszins moeten beperken. In de laatste twee essays komen de kunstenaars Nikolai Roerichs en Vasili Kandinsky aan de orde. Zij hebben eigenlijk geen sprookjes of bylinen geïllustreerd, maar gebruikten wel veel folkloristische elementen in hun schilderkunst of lieten zich inspireren door deze genres. Na deze bijzonder interessante en gedegen essays (met veel beeldmateriaal en duidelijke literatuurverwijzingen) worden zo'n negentig afbeeldingen van tentoongestelde werken gepresenteerd, waardoor de lezer zelf kan zien welke invloed de sprookjes, volksverhalen en legenden hebben gehad op de zes kunstenaars (Vasnetsov, Bilibin, Polenova, Vroebel, Roerich en Kandinski). Aan het slot van het boek worden van twaalf sprookjes samenvattingen gegeven, met bij elk verhaal een schitterende kleurenillustratie van Ivan Bilibin. Om het helemaal tot een heel bijzonder boek te maken zijn ook nog eens twee cd's toegevoegd waarop de bekende verteller Hans Meng deze sprookjes integraal voorleest. Een schitterend boek waarin theoretisch gedegen wordt ingegaan op de invloed van sprookjes, volksverhalen en legenden op de Russische schilderkunst eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. De essays zijn heel goed leesbaar, duidelijk opgebouwd en alle uitspraken over kunstenaars worden onderbouwd zowel in tekst als beeld. Er is duidelijk veel aandacht besteed aan de vormgeving van het boek en de vele kleurenillustraties maken het tot een boek dat de lezer/kijker steeds weer zal willen inzien. De samenvattingen van de sprookjes en de twee cd's maken het boek helemaal compleet. Van het boek is ook een Engelstalige editie verschenen, echter zonder de cd's. (TD)
Patty Wageman (red), Russische sprookjes, volksverhalen en legenden. Groningen, Groninger Museum / Rotterdam, NAI Uitgevers, 2007, 216 blz. ISBN 978-90-5662-607-5 (Nederlandse editie) € 29,50; ISBN 978-90-5662-608-2 (Engelse editie) € 35,-. | |||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||
Cissy van Marxveldt aan het firmamentNieuw ontdekte planeten krijgen een nummer toegewezen. Maar soms krijgen ze ook een meer tot de verbeelding sprekende naam. Vaak worden bekende of verdienstelijke personen geëerd met een vernoeming. Die eer is eind november 2007 ook Cissy van Marxveldt te beurt gevallen. Planetoïde nummer 10667 draagt voortaan de naam van de schrijfster van klassiekers als Joop ter Heul en 'n Zomerzotheid. Cissy van Marxveldt was het pseudoniem van Setske de Haan (1889-1948). Planetoïde (10667) Van Marxveldt draait tussen de banen van Mars en Jupiter om de zon. Het naar schatting drie kilometer grote rotsblok doet twee jaar en negen maanden over een volledige omloop. De gemiddelde afstand tot de zon bedraagt 294 miljoen km. Een bijzonderheid is dat de planetoïde zich hoog boven het baanvlak van de planeten verheft. De vernoeming vond plaats op voordracht van de Haarlemse verzamelaarster van oude meisjeboeken, Loes Timmerman. Het kleine planeetje werd in 1975 ontdekt door de Amerikaans-Nederlandse astronoom prof. dr. Tom Gehrels. Hoewel zo'n 15.000 van de 171.745 genummerde planetoïden tegenwoordig een naam dragen, zijn er nog niet zoveel Nederlandse naamgevers. In totaal zijn nu bijna driehonderd planetoïden vernoemd naar bekende Nederlanders (zoals ‘Wilhelmina’, ‘Leeuwenhoek’, ‘Van Gogh’), Nederlandse steden en plaatsen (zoals ‘Frisia’ en ‘Noviomagnum’), romanfiguren (‘Kniertje’) en dergelijke. Van Marxveldt is de eerste Nederlandse jeugdboekenschrijver met een planetoïde op naam. Andere vernoemde Nederlandse schrijvers zijn Vondel, Belle van Zuylen, Multatuli, Anne Frank, Hella Haasse, Harry Mulisch en Charlotte Mutsaers. Tegelijkertijd met Van Marxveldt vond de vernoeming plaats van planetoïde (12150) De Ruyter (naar de zeventiende-eeuwse admiraal Michiel de Ruyter) en (12134) Hansfriedeman (naar de in 1996 overleden wetenschapsjournalist Hans Friedeman). Zie ook: www.astronet.nl/marxveldt.html. (BR) | |||||||||||
Aesthetic ApproachesMet haar baanbrekend werk op verschillende gebieden bepaalt de Russisch/Zweedse Maria Nikolajeva al verschillende jaren mee de koers van de internationale studie van de kinder- en jeugdliteratuur. In Aesthetic Approaches to Children's Literature komen verschillende van haar publicaties samen in een toegankelijk werk dat bedoeld is voor studenten en andere volwassenen die zich willen verdiepen in de jeugdliteratuur. Hoewel Nikolajeva de bijzondere sociale en | |||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||
pedagogische functies en communicatieve eigenschappen van de jeugdliteratuur erkent, benadert zij dit genre vanuit een esthetisch perspectief. Veel van de concepten voor de bestudering van jeugdboeken ontleent Nikolajeva aan de literaire theorie van de volwassenen literatuur. Zo bespreekt ze in het hoofdstuk ‘The Aesthetic of the Author’ de zogenoemde ‘intentional fallacy’, de psychoanalytische kijk op literatuur, en het effect van gender (genderlect). In ‘The Aesthetic of Work’ worden ideeën uit het structuralisme en de semiotiek getoetst aan Dr. Seuss en legt Nikolajeva de hermeneutische cirkel en het begrip intertekstualiteit uit. Even later, in ‘The Aesthetic of the Scène’ komen chronotopie en verteltijd/vertelde tijd aan bod. In vogelvlucht maakt de lezer verder kennis met adaptatiestrategieën, receptietheorie (reader response) en narratologie. Nikolajeva legt de gebruikte concepten op een heldere en bevattelijke manier uit, en toont vervolgens hoe ze, al dan niet in aangepaste vorm, ook inzicht kunnen geven in kinderboeken. Ze analyseert daarbij een klein groepje Engelse klassiekers, van Anne of Green Gables (Anne van het groene huis) en Little Women (Onder moeders vleugels) tot Holes (Gaten) en Harry Potter. De bedoeling is dat lezers uit verschillende landen gemakkelijk toegang hebben tot het primaire materiaal, maar een aantal titels is toch voornamelijk in Noord-Amerika bekend en minder in Europa (The Great Gilly Hopkins bijvoorbeeld, of de reeks rond Ramona). Deze werken worden echter vrij duidelijk beschreven, zodat de lezer het argument ook kan volgen zonder de literatuur (allemaal) gelezen te hebben. In de opdrachten die in elk hoofdstuk verwerkt zitten, worden studenten bovendien uitgenodigd om de inzichten te toetsen aan materiaal dat ze zelf gelezen hebben. Als inleidend werk is Aesthetic Approaches to Children's Literature een bijzonder omvangrijk en ambitieus boek. Toch slaagt Nikolajeva erin om complexe theorieën in een zeer kort tijdsbestek uiteen te zetten, en de lezer die meer wil weten meteen op weg te zetten naar de relevante literatuur. Hoewel het als handboek voor Nederlandstalige studenten waarschijnlijk te zeer op een Engelse literatuur gericht is, kan het leerkrachten en andere geïnteresseerde lezers wel inspiratie en een theoretische ondersteuning bieden voor hun eigen lessen en onderzoek. (VJ)
Maria Nikolajeva, Aesthetic Approaches to Children's Literature: An Introduction. Lanham, Maryland, The Scarecrow Press, 2005, 313 blz.. ISBN 0-8108-5426-0, $ 47,00. | |||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||
Schenking centsprentenDe Koninklijke Bibliotheek heeft een schenking ontvangen van het echtpaar Borms-Koop van meer dan 1000 centsprenten. De centsprenten dateren uit de periode 1730 tot 1900. De oplagen van deze massaal geproduceerde volks- en kinderprenten waren destijds erg hoog, maar er zijn er slechts weinig bewaard gebleven. Centsprenten rapporteerden - voor één of enkele centen - in woord en beeld over belangrijke gebeurtenissen, zoals rampen, misdrijven en veldslagen. Prenten met de levens van heiligen of Bijbelse taferelen gaven uiting aan devotie en religieuze overtuigingen. Er werd spot gedreven met kwakzalvers, oude vrijsters, pantoffelhelden en slachtoffers van oplichterij. Fantasieën kwamen tot leven op prenten met thema's als Luilekkerland en sprookjes. De prenten werden gedrukt op goedkoop papier iets groter dan het huidige A3-formaat en bevatten één of meer afbeeldingen, meestal voorzien van | |||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||
summiere tekst. De prenten werden vaak slordig ingekleurd en waren vooral bestemd voor een publiek met geringe koopkracht. Ze werden in het verleden ook wel betiteld als kinderprenten, volksprenten, oortjesprenten, heiligen of mannekesblaren. De naam ‘centsprenten’ legt het accent op een economisch aspect: centsprenten waren lange tijd in Nederland het goedkoopste geïllustreerde drukwerk. Aernout Borms en Leny Borms-Koop verzamelen deze oude en zeldzame prenten al vele jaren. Het echtpaar Borms-Koop streeft er naar de centsprent meer bekendheid te geven. Zij hebben dat onder meer gedaan door de prenten te digitaliseren en op cd's beschikbaar te stellen. Met deze schenking dragen zij het oudste deel van hun collectie over in openbaar bezit. Zie ook: http://www.kb.nl/uitgelicht/kinderboeken/centsprenten/index.html. (WvdP) | |||||||||||
Website Geheugen van Nederland vernieuwdDe website Het Geheugen van Nederland is onlangs vernieuwd. Op deze site kan gezocht worden naar meer dan 350.000 afbeeldingen, films, geluidsopnames en teksten uit meer dan zestig Nederlandse collecties. Het Geheugen van Nederland is een grote digitale verzameling van illustraties, foto's, teksten, films en audiofragmenten, allemaal van eigen bodem. Bezoekers kunnen door tientallen historische collecties bladeren, of gericht zoeken naar (beeld)materiaal over een specifiek onderwerp. De site heeft ook een apart educatief gedeelte. Docenten en leerlingen uit het voortgezet onderwijs vinden hier digitale lessen die ontwikkeld zijn op basis van bestaande Geheugencollecties. In de afdeling Literatuur bevinden zich onder meer de volgende collecties:
| |||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||
TentoonstellingenBoek zoekt lezerTot en met 28 mei 2008 toont de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam de expositie ‘Boek zoekt lezer. Reclame uit de boekenwereld sinds de zeventiende eeuw’. Een historisch overzicht laat zien hoe de Nederlandse lezer al eeuwenlang tot boekaankopen wordt verleid. Sinds de 17e eeuw zetten uitgevers een breed scala aan middelen in, zoals catalogi, boekbanden en -omslagen, affiches, tijdschriften, signeersessies met auteurs et cetera. De aanleiding voor deze expositie is het feit dat de beroemde collectie van de Stichting Bibliotheek van het Boekenvak vijftig jaar geleden bij de Bijzondere Collecties werd ondergebracht. Deze tentoonstelling rond het thema propaganda en reclame voor het boek wordt mede samengesteld in het kader van Amsterdam Wereldboekenstad en de Boekenweek 2008. Een van de onderdelen van de tentoonstelling is de expositie van de originele illustraties van Annemarie van Haeringen die zij maakte voor de kleuteruitgave van het Kinderboekenweekgeschenk van 2007. | |||||||||||
Peters MeestersOnder de titel ‘Peters Meesters’ toont het Haagse museum Meermanno tekeningen van Peter van Straaten, te midden van werk van kunstenaars die de bekende tekenaar en schrijver hebben beïnvloed. Peter van Straaten ontving in 2006 de Gouden Ganzenveer. In het kader daarvan heeft Meermanno hem gevraagd naar zijn inspiratiebronnen. Daaraan is nu een tentoonstelling gewijd, die een sterk persoonlijk karakter heeft. Ook werk van de meester zelf is te zien zijn. Peters meesters zijn bepaald niet onder één noemer te vangen. Zo is er bijvoorbeeld werk van Jo Spier (1900-1978), onder andere bekend om zijn politieke prenten en kinderboekillustraties, en Rembrandt, vanwege zijn oog voor mensen en situaties. Tijdgenoten van Van Straaten vinden we ook, bijvoorbeeld in Peter Vos (1935) en Quentin Blake (1932). De tentoonstelling toont boeken, tijdschriften en prenten met werk van deze kunstenaars, voorzien van commentaar van Peter van Straaten. Van Straaten (Arnhem, 1935) begon in 1958 als reportagetekenaar bij Het Parool. Later maakte hij ook illustraties en vanaf 1983 politieke tekeningen voor deze krant. Hij werkt sinds 1968 voor Vrij Nederland. Voor kinderen (rond 11 jaar) verscheen in 1998 Een jongen en zijn boom. Van Straaten illustreerde een aantal kinderboeken van Peter van Gestel, waaronder Masja: de verhalen van Katja (1992), De kater met één oor en andere wonderlijke verhalen (1991), Oef | |||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||
van de mensen (1988), Saartje en Het Blauwe Huis (1987) en Ko Kruier en zijn stadsgenoten (1985) en Uit het leven van Ko Kruier (1984). Bij de tentoonstelling wordt een educatief programma ontwikkeld waarin de aandacht uit zal gaan naar de verschillende technieken waarmee de originele tekeningen van de verschillende kunstenaars zijn overgezet naar drukwerk. | |||||||||||
Woutertje PieterseIn Het Nederlands Stripmuseum in Groningen is de tentoonstelling over Woutertje Pieterse te bezichtigen, naar aanleiding van de verschijning van de stripbewerking van Jan Kruis. Striptekenaar Jan Kruis raakte gefascineerd door het werk van schrijver Multatuli en maakte verschillende illustraties bij het verhaal over Woutertje Pieterse. Sinds de opening van Het Nederlands Stripmuseum Groningen in 2004 hangen enkele tekeningen van de kunstenaar in het museum. De tekeningen werden door de beheerder van het Multatuli Museum opgemerkt en hij moedigde Kruis aan het hele boek over Woutertje Pieterse te bewerken tot een nieuwe, rijk geïllustreerde uitgave. Het verhaal laat de ontwikkeling van de kleine Wouter zien, wiens dromerige en dichterlijke geest steeds botst met zijn kleinburgerlijke omgeving. Multatuli legt daarbij gewone mensen en gebeurtenissen onder een vergrootglas en laat ze zien vanuit het perspectief van een kind. Voor de museumbezoeker is echter niet in eerste instantie de inhoud van het verhaal van belang, maar vooral de beleving van een grote verscheidenheid van tekenstijlen, schetsen, illustraties, nagebootste Zuid-Amerikaanse indianentekeningen, karikaturen en echte strips. Het eerste deel van de stripbewerking van Kruis verscheen als Multatuli's Woutertje Pieterse bij uitgeverij De Bezige Bij.
Boek zoekt lezer. Reclame uit de boekenwereld sinds de 17e eeuw. Bijzondere collecties, Oude Turfmarkt 129, 1012 GC Amsterdam (t/m 28 mei). Peters Meesters. Museum Meermanno, Prinsessegracht 30, 2514 AP Den Haag (t/m 4 mei). Woutertje Pieterse. Het Nederlands Stripmuseum, Shoppingcentre De Westerhaven, Westerhaven 71, 9718 AC Groningen. (einddatum niet bekend). (WvdP) | |||||||||||
Kort nieuwsDe Stichting geschiedenis kinder- en jeugdliteratuur reikt jaarlijks de Hieronymus van Alphen Prijs uit aan iemand die zich verdienstelijk heeft gemaakt voor | |||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||
de bevordering en verbreding van de kennis over of het behoud van oude kinder- en jeugdboeken. De prijs is 2007 toegekend aan oud-IBBY-voorzitter Jant van der Weg. De prijs is tot nu toe uitgereikt aan: Netty van Rotterdam, Toin Duijx, Jeannette Kok, John Landwehr, Frits Huiskamp, Lin en Piet Buijnsters en Janneke van der Veer. Jant van der Weg (1939) promoveerde in 2000 aan de universiteit van Tilburg op een in het Fries geschreven proefschrift: ‘Feroaring yn byld en bân: Fryske bernepoëzij yn de tweintichste ieu’ (Verandering in beeld en band: Friese kinderpoëzie in de 20e eeuw). Zij was in 1993 een van de oprichters van de Stichting It Fryske Berneboek (Het Friese kinderboek), waarvan ze tot 2007 voorzitter was. Bij de Nederlandse sectie van IBBY (International Board on Books for Young People) vervulde zij tot 2007 deze functie eveneens, na een aantal jaren al als bestuurslid te hebben gefungeerd. Ze recenseert en publiceert op het gebied van de Friese en de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur, onder meer in het tijdschrift Literatuur zonder leeftijd en in de Friese tijdschriften Trotwaer, Hjir en De Pompeblêden.
De Vertalersprijs van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (€ 5000,-) ging in 2007 naar de Nederlands-Tsjechische vertaalster Olga Krijtová. Zij vertaalt Nederlandse literatuur voor lezers in Tsjechië. Zij mag volgens het fonds met recht ambassadeur van de Nederlandse literatuur in Tsjechië worden genoemd. Olga Krijtová vertaalt sinds 1958 uit het Nederlands. Tot haar vertalingen behoort prozawerk van J. Bernlef, Remco Campert, Hugo Claus, Louis Couperus, Harry Mulisch, Annie M.G. Schmidt en Jan Wolkers en poëzie van onder anderen Van Maerlant, Van den Vondel, Huygens, Gorter, Slauerhoff, Achterberg en Lucebert. In 1969 ontving zij voor haar vertalingen de Martinus Nijhoff Prijs en in 2006 de Magnesia Litera, de Tsjechische ereprijs voor vertalingen. (WvdP) | |||||||||||
In memoriamOp 14 oktober overleed op 74-jarige leeftijd kinderboekenauteur Frank Herzen. Frank Herzen is het pseudoniem van Frans Willem Hendrik van Emmerik. Hij debuteerde in 1969 met De zoon van de woordbouwer, dat in 1970 uitgeroepen is tot Jeugdboek van het Jaar. Hij schreef vooral historische verhalen en was erelid van de Schrijvers van de Ronde Tafel. Hij publiceerde veel bij uitgeverij Zwijsen: boeken voor beginnende lezers en kinderen met leesmoeilijkheden. Daarnaast heeft hij vele genres beoefend, van poëzie tot science fiction. | |||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||
Op 19 november 2007 is de Hongaarse kinderboekenschrijfster Magda Szabó overleden. Ze is 90 jaar geworden. Magda Szabó schreef zo'n vijftig boeken, voor volwassenen en kinderen. De elfenprins is het enige kinderboek dat in een Nederlandse vertaling verscheen (Van Gennep, 2006). Het oorspronkelijke verhaal dateert uit 1965. Wim Meuldijk, striptekenaar, auteur van boeken en hoorspelen en later tekstschrijver voor Sesamstraat, is op 27 december overleden. Meuldijk (Rotterdam, 8 juni 1922) genoot vooral bekendheid als geestelijk vader van Pipo de Clown, de beroemdste clown uit de Nederlandse tv-geschiedenis. Hij had in 1958 al naam gemaakt als striptekenaar en als medewerker radioprogramma's toen hem door de VARA werd gevraagd een kinderserie te gaan maken voor het nieuwe medium televisie. De serie werd aanvankelijk live uitgezonden op woensdagmiddag en was onmiddellijk zeer populair. Daarnaast schreef Meuldijk 32 Pipoboeken. Na 22 seizoenen kwam er een eind aan de serie. Maar in 1999 maakte Meuldijk nog een pilot voor een nieuwe serie, Pipo en de Bosbas. Die kwam nooit van de grond, maar van de pilot werden wel honderdduizend video's verkocht. In 2003 produceerde Endemol nog wel de bioscoopfilm Pipo en de p-p-parelridder, naar een verhaal van Meuldijk. Behalve Pipo de Clown schreef Meuldijk ook jeugdseries als Mik en Mak, Timtatoe, Rats en Repel en Lollipop en Koning Bolo. In 1962 kreeg hij de Nipkow-schijf voor zijn tv-werk. Op 27 december overleed Carel Beke, schrijver van zo'n honderd kinderboeken, waaronder de Pim Pandoer-serie. Beke is 94 jaar geworden. De Pim Pandoer-serie verscheen in de jaren vijftig en zestig bij Uitgeverij Malmberg en omvat achttien boeken. Het eerste deel, Pim Pandoer, de schrik van de Imbosch, verscheen in 1953. Het verhaal gaat over de Amsterdamse tweeling Koos en Jenny Menning die in Arnhem logeert en daar Pim Pandoer als opiumsmokkelaar ontmaskert. In het vervolgdeel, Pim Pandoer in het web van de Rode Spin, vormt hij Pim Pandoer van de boef tot de held om. Het laatste deel verscheen in 1969. Naast Pim Pandoer schreef Beke over Niekie Niemand, Danny Davis, Broemo de Beer, Che Tsuan, Reinoud de Kruisvaarder, Sigurd de Noorman, Buitenbeentje, Mieke Paardestaart, Stalen Bart, Ridder Roland, Toivo en Loes Robbedoes. (WvdP) |
|