Nieuwsbrief
4 juli 2022
Nieuws van DBNL - juli 2022
Dertigjarig jubileum Neerlandistiek.nl
Vorige maand vierde Neerlandistiek.nl (voorheen Neder-L) zijn dertigjarig jubileum. De toenmalige redactieleden van dit tijdschrift liepen voorop bij het gebruik van de computer binnen de neerlandistiek. Toen de Universiteitsbibliotheek Leiden en de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde serieuze digitaliseringsplannen aan het ontwikkelen waren (uitmondend in de oprichting van DBNL), was het een prikkelend artikel van Marc van Oostendorp dat de aanleiding vormde voor de initiatiefnemers van DBNL om hem te betrekken bij de inrichting van de eerste projectvoorstellen en (succesvolle) subsidieaanvragen bij NWO en Taalunie. DBNL heeft dus van begin af aan een nauwe relatie met Neerlandistiek.nl gehad.
DBNL-panel op IVN-colloquium
Eind augustus komen honderden Neerlandici samen in Nijmegen voor het Colloquium Neerlandicum van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN). Onderzoekers, docenten en vertalers uit Nederland, Vlaanderen en ver daarbuiten wisselen onderzoeksresultaten en ervaringen uit tijdens dit driejaarlijkse congres. DBNL is ook van de partij.
In een panelsessie op woensdag 24 augustus gaan vier wetenschappers met elkaar in gesprek over hoe zij DBNL gebruiken voor hun onderzoeksproject. De overeenkomst tussen de projecten is dat zij innovatieve methoden gebruiken om delen van de DBNL-collectie te analyseren. Deze onderzoekers bestuderen dus geen losse teksten, maar gebruiken de computer om grotere hoeveelheden teksten als data te analyseren. In de sessie verkennen we hoe dit soort kwantitatieve analyses de internationale Neerlandistiek verder kunnen brengen.
U kunt zich inschrijven via de website van het Colloquium Neerlandicum.
Nieuwe titels van juli/augustus
Michaël Slory (1935-2018) geldt als één van de belangrijkste dichters in het Sranantongo. Hij schreef in ‘diep’ Sranan, zonder leenwoorden en met veel neologismen. In de jaren 1970 publiceerde hij een twintigtal bundels over allerlei onderwerpen, waaronder politiek, de natuur en de liefde. Uit die periode komen er deze maand twee titels online: Mi kondre sani en Fri-kontren-sma.
P.N. van Eyck (1887-1954) was een generatiegenoot van grote dichters als A. Roland Holst, J.C. Bloem en Geerten Gossaert. Hij is nu eigenlijk alleen nog maar bekend door zijn gedicht ‘De tuinman en de dood’, maar zijn productie was groot, zoals de zeven delen van zijn Verzameld werk getuigen. Van Eyck was in de jaren 1910 nauw betrokken bij het literaire tijdschrift De Beweging van Albert Verwey en zou Verwey later ook opvolgen als hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde in Leiden.
Sine nomine uit 1930 is de tweede bundel van de katholieke dichter Jan Engelman (1900-1972). Hij werd om zijn lyrische werk zeer geprezen door collega-dichters buiten de katholieke zuil, zoals Marsman en Nijhoff. De belangrijke katholieke criticus Anton van Duinkerken (1903-1968) toonde Engelmans als boegbeeld van de moderne katholieke literatuur, maar probeerde hem ook voor de zuil te behouden. Van Anton van Duinkerken zelf, ook actief als dichter, komt de bundel Lyrisch Labyrinth uit 1930 online, met daarin ook een herdruk van zijn eerdere bundel Onder Gods ogen.
Anton Koolhaas (1912-1992) werd beroemd door zijn dierenverhalen. Van hem worden twee romans toegevoegd. De hond in het lege huis uit 1964 gaat over een echtpaar op vakantie en een hond die opeens een rol in hun leven komt spelen. De nagel achter het behang uit 1971 gaat over plattelandsdokter Pulder en over de muizen die achter het behang wonen. De tweede roman is in 1975 verfilmd door Bert Haanstra als Dokter Pulder zaait papavers.
Verder nog tal van dichtbundels, waaronder Lady Godiva op scooter van Sybren Polet uit 1960; De nagels in het vlees van Jac. van Hattum uit 1945; Een streep door de zon van Willem Brandt uit 1960; Zendstation van J.B. Charles uit 1949; Er gebeuren geen wonderen van Bert Voeten uit 1963; De vier ruiters van A. den Doolaard uit 1948; en Narrenwijsheid en ander onkruid van J.C.J. van Schagen uit 1961, dat veel gedichten bevat die eerder in het literaire tijdschrift De Stem verschenen.
Parels uit DBNL: Het ‘A-B Boek’ van J.H. Swildens
DBNL heeft een rijke collectie jeugdliteratuur, waaronder ook historische jeugdboeken. Tegenwoordig denken we bij een ‘jeugdboek’ in de eerste plaats aan een ‘jeugdroman’, maar die historische boeken zijn vaak eerder leer- of schoolboeken. In vergelijking met hedendaagse schoolboeken zijn ze dan wel weer opvallend literair of fictioneel. Bovendien zijn ze vaak niet gebonden aan één schoolvak, maar brengen ze kinderen verschillende soorten kennis en kunde tegelijkertijd bij. Juist dankzij die vormen van geïntegreerd en genreoverstijgend leren prikkelen ze nog altijd.
Een mooi voorbeeld uit de collectie is J.H. Swildens’ Vaderlandsch A-B Boek voor de Nederlandsche jeugd (1781): leesonderwijs en maatschappijleer inéén. Swildens had tijdens zijn buitenlandse reizen niet alleen goed gekeken naar Christian Felix Weisses vernieuwende beeldalfabet voor kinderen, maar zich ook laten inspireren door Russische praktijken van politiek onderwijs. Swildens zelf had heel uitgesproken politieke idealen: hij koos in de aanloop naar de Bataafse Revolutie (1794-1799) de kant van de patriotten. Die streefden naar een democratische staat waarin de macht niet langer bij één Oranje-stadhouder en een kleine machtsbeluste elite lag, maar waarin broederschap, burgerschap en sociale harmonie de klok sloegen. Om kinderen in dat ideaal te betrekken, zo meende Swildens, moest politiek onderwijs gecombineerd worden met het vaardigheidsgerichte leesonderwijs dat Nederlandse kinderen doorgaans kregen.
Zo ontstond het idee voor een boekje waarin elke letter van het alfabet wordt gekoppeld aan een woord, waarvan de politiek-maatschappelijke betekenis met behulp van afbeeldingen en tekstjes in rijm en proza kan worden ontrafeld. Lezende kinderen krijgen op hun reis door het alfabet af en toe expliciete activistische opdrachten mee, maar ze ontwikkelen vooral inzicht in hoe een ideale harmonieuze samenleving eruitziet. In zo’n samenleving dragen mensen, dieren en natuur allemaal op hun eigen manier hun steentje bij in een kringloop van grondstoffen en arbeid.
Zo leert het kind onder de ‘W-Wol’ dat schapen wol maken, die door mensen omgezet wordt in draad en door weer anderen in dekens en kleding. Daardoor ontstaan niet alleen nuttige producten, maar ook werk en dus verdiensten voor onder meer spinners, wevers, hoedenmakers en kooplieden. Versleten kleding, zo wordt geleerd onder ‘P-Papier’, kan via een vernuftig arbeidsproces omgetoverd worden in het papier waarmee ‘dit boekje in de hand’ gemaakt is. Hier wordt het boek als object een symbool voor de vereende maakprocessen die erachter schuilgaan. Het boeklezende kind wordt onderdeel gemaakt van de samenleving waarin alles en iedereen een unieke, vitale schakel vormt.
Het A-B Boek is een staaltje politieke vorming dat heel specifiek verbonden is aan de laat-
achttiende-eeuwse revolutionaire periode. Maar onverminderd relevant is Swildens’ radicale overtuiging dat leesonderwijs bij voorkeur multimediaal en genreoverstijgend is, en geïntegreerd moet worden met maatschappelijke kennis en burgerschapsvorming.
Feike Dietz is universitair docent Vroegmoderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Zij doet onderzoek naar literatuur, kennis en geletterdheid, met name in relatie tot jeugd en vrouwen. Zij schreef een boek over de manieren waarop achttiende-eeuwse jeugdboeken kinderen oefenden op het gebied van lezen en geletterdheid: ‘Lettering Young Readers in the Dutch Enlightenment: Literacy, Agency and Progress in Eighteenth-Century Children’s Books’ (Palgrave Macmillan 2021).
J.H. Swildens, Vaderlandsch A-B boek voor de Nederlandsche jeugd. W. Holtrop, Amsterdam 1781