Nieuwsbrief
1 februari 2018
Nieuws van de DBNL - februari 2018
Nieuwe titels van februari
Het geminachte kind van Guus Kuijer deed in 1983 veel stof opwaaien onder pedagogen in Nederland. Het boek bestaat uit essays waarin Kuijer de waarde van het kinderlijke benadrukt. Ouders en leerkrachten proberen volgens hem het kind van zijn kindheid te beroven en zouden juist moeten infantiliseren, maar dan in de positieve betekenis die hij eraan geeft.
Het pleidooi Vlaamsche zaak van J.A. de Laet leidde in 1878 in België tot de tweede taalwet, ook wel wet De Laet genoemd. Sindsdien moeten ambtenaren in Vlaanderen en Brussel corresponderen met burgers of andere ambtenaren in het Nederlands. De Laet wordt wel gezien als de rationele tegenhanger van de romanticus Hendrik Consciensce, die andere schrijver die zorgde voor de Vlaamse ontvoogding, met wie hij overigens ook in contact stond.
In Veldnamen in Nederland duikt M. Schönfeld in de taalkundige herkomst van Nederlandse geografische benamingen. Dat brengt de lezer meestal diep terug in de Middeleeuwen: zo komen we het Noordbrabantse buurtschap Hugten al in 1172 tegen als Hugheten, afgeleid van ‘hoogte’. Het woord ‘gers’ als de maat voor een stuk grond (namelijk ‘de hoeveelheid land die een koe gedurende het zomerhalfjaar voor zijn voedsel nodig heeft’) wordt rond 1110 in de regio Alkmaar gebruikt bij de ruil van goederen tussen de abt van Egmond en particulieren.
Verder verschijnen deze maand op DBNL: de roman Van lieverlede van Mensje van Keulen uit 1975, het Burmadagboek 1942-1945 van de beroemde cabaretier Wim Kan, en twee titels van de gezusters Loveling. Bina, van de hand van Virginie, was de laatste boekenuitgave van de auteur tijdens haar leven. Het bevat verhalen van 1890 tot en met 1914 en vormt zo een goede dwarsdoorsnede van haar werk.
Parels uit de DBNL
Hoewel Willem Elsschot (pseudoniem van Alphonsus de Ridder, 1882-1960) begin jaren 1930 al de intussen klassieke werken Villa des Roses (1913) en Lijmen (1924) op zijn naam had staan, was hij in Nederland op dat moment een vrij onbekende schrijver. Het was dankzij Menno ter Braak (1902-1940) en het mee door hem opgerichte tijdschrift Forum dat Elsschot toch voet aan de grond kreeg in Nederland. Daarin verscheen in 1933 zijn eerstvolgende en intussen eveneens klassiek geworden roman Kaas. Daarna zou Ter Braak in de loop der jaren verschillende lovende recensies over Elsschots oeuvre neerpennen.
Uit de correspondentie tussen Ter Braak en Elsschot, zoals die op DBNL staat, blijkt de waardering die beide literatoren voor elkaar hebben. Er volgen complimenten, aanmoedigingen en uitweidingen over praktische beslommeringen, zij het vanop een vriendelijke afstand. In hun eerste brieven uit 1933 spreekt nog enige voorzichtigheid. Enkele jaren later, wanneer Elsschot werkt aan Het been (1938), het vervolg op Lijmen, is hun correspondentie sterk op de inhoud van de roman gericht. Ter Braak schrijft op 16 april 1938: ‘Nu mijn critiek, sans pitié natuurlijk, zooals je me vroeg. Voor mijn gevoel heeft deze novelle één fout, die ik nogal belangrijk acht en die je wellicht zelf ook zult constateeren. N.l.: de fixatie van Boorman aan het been blijft voor mij eigenlijk ongeloofwaardig.’ Elsschot neemt de opmerkingen ter harte. Enkele brieven later schrijft Ter Braak dan ook: ‘Mag ik beginnen met jou (en in dit geval, heel secundair, ook mij als ‘adviseur’) geluk te wenschen met de veranderingen in je manuscript? Het geheel is enorm veel beter geworden’.
Wat in andere briefwisselingen van Ter Braak echter opvalt, is dat zijn opvattingen over Elsschots werk niet steeds positief zijn geweest. Wanneer medeoprichter van Forum E. du Perron op 14 juli 1933 opbiecht het werk van de Vlaming ‘uitgesproken tweederangs’ te vinden, antwoordt Ter Braak: ‘Over Elsschot accoord! Ook hij mist tenslotte datgene, dat hem waard zou maken door buitenlanders gelezen te worden.’ Moeten de lovende woorden van Ter Braak aan Elsschot gericht daarom gezien worden in het licht van literatuurpolitiek? Het beheren en opbouwen van een tijdschrift vraagt immers enige behendigheid en diplomatie. Het antwoord laat zich raden. Hoe dan ook zou Elsschot zonder Ter Braak moeilijk de Nederlandse lezer hebben bereikt. Op het moment dat hij zich via Forum voor hem inzette, nam Ter Braak het risico met een onbekende auteur in zee te gaan. Hij wist toen nog niet of Elsschot succesvol zou worden en zijn investering de moeite waard zou zijn. De tijd heeft hem gelijk gegeven.
Menno ter Braak en Willem Elsschot, Briefwisseling 1933-1938. Niet eerder in druk verschenen.
Herkomst afbeelding www.mennoterbraak.nl
Tijdschrift in beeld
In 1766 werd in Leiden de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde opgericht voor de beoefening en bestudering van de Nederlandse taal, literatuur en geschiedenis. ‘Het is nog altijd een belangrijk forum voor schrijvers en geesteswetenschappers, dat met lezingen en discussies, prestigieuze prijzen en de ondersteuning van tal van andere initiatieven - cultuurhistorische werkgroepen, publicaties, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren - een unieke plaats inneemt in de Nederlandse cultuur’. Aldus de achterzijde van het jubileumboek Al die onbekende beroemdheden dat in 2016 verscheen ter gelegenheid van het 250-jarig bestaan.
De Maatschappij brengt jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden uit. Dat begon al direct in 1766 onder de titel Handelingen der jaarlijksche vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, gehouden den 18. van Hooimaand 1766. Daarna verscheen het jarenlang als Handelingen en Levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. In de verslagen kan men nalezen wat de levende leden in het afgelopen jaar hebben gedaan (de ‘Handelingen’) en wat ze ter nagedachtenis te zeggen hebben over recentelijk ‘afgestorven’ leden (de ‘Levensberichten’).
Het eerste levensbericht werd uitgesproken door voorzitter D. van Alphen op de jaarvergadering van 1768. Door de ‘bleeke dood’ waren weggerukt Jan Jacob Mauricius en Wouter Rudolph Nanninga. Een groot verlies; de laatstgenoemde had de Maatschappij nog gediend met een Verhandeling over de verbuiginge van het werkwoord laten, als een hulpwoord der gebiedende of toevoegende wyze gebruikt. Over Mauricius moet zo veel meer te melden zijn geweest, maar over hem zwijgt de voorzitter.
Al in 1993-1994, een tijd waarin het World Wide Web net geboren was en Google nog niet bestond, werden de levensberichten uit de jaren 1943-1992 gedigitaliseerd. De goede ontvangst van dit initiatief van de Leidse Universiteitsbibliotheek inspireerde tot grootsere plannen over de digitalisering van de Nederlandse letteren, en dat leidde uiteindelijk tot de oprichting van de DBNL door de Maatschappij in 1999. Het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (de huidige titel van het jaarlijkse verslag) stond hiermee aan de wieg van de website waarop tegenwoordig uiteraard alle jaargangen terug te vinden zijn.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1766-1800)
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1801-1900)
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1901-2000)
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (2001- )