Nieuwsbrief
1 juni 2017
Nieuws van de DBNL - juni 2017
Nieuwe titels van juni
Het oeuvre van de naturalist Marcellus Emants, ook wel beschouwd als een voorloper van de Tachtigers, wordt deze maand aangevuld met maar liefst twaalf titels. Deze variëren van Juliaan de afvallige uit 1874, zijn eerste afzonderlijk verschenen werk, tot Geachte heer Redacteur!, een brievenuitgave door Nop Maas uit 1989.
Van tijdgenoot en ‘echte’ Tachtiger Frederik van Eeden verschijnen er zelfs dertien nieuwe werken online. Hieronder zijn Studies in zes reeksen (1890-1918) en het historisch toneelspel De heks van Haarlem, dat hij schreef ter ere van de opening van de Haarlemse Stadsschouwburg in 1915.
In Houtekiet, oorspronkelijk gepubliceerd in 1939, heeft Gerard Walschap een held geschapen die innerlijk onaantastbaar blijft voor het katholiek geloof en zijn moraal, een volmaakte en rustige heiden. ‘Dat is de ware betekenis van deze triomfalistische roman’, aldus de auteur zelf.
‘Victor voyait des prunes pendre, / Presque aussi grosses que des oeufs.’ Klinkt dat bekend? Dit en andere naar het Frans vertaalde gedichten van Hieronymus van Alphen en Mattheus van Heyningen Bosch zijn te vinden in Petits poèmes, à l'usage de l'enfance door Aug. J.Th.A. Clavareau uit 1835.
De tijdschriften worden deze maand aangevuld met acht jaargangen van het maandblad voor geestesleven en cultuur Streven en vijf jaargangen van De Gids. Van die laatstgenoemde titel is nu een complete reeks van 174 jaargangen op de DBNL beschikbaar, van 1837 tot en met 2011.
Parels uit de DBNL
De gezusters Rosalie (1834) en Virginie (1836) Loveling debuteerden - als dichters, niet als prozaschrijvers - gezamenlijk met de bundel Gedichten in 1870. Hoewel hun realistische poëzie eerder beschrijvend van aard is en slechts hier en daar een maatschappelijke ondertoon bevat, wees het publiceren in het Nederlands voor gegoede Vlamingen uit die tijd toch op een bepaalde culturele beïnvloeding. De voertaal in die milieus was immers Frans.
De opvallende keuze voor het Nederlands haalden de zusters uit hun opvoeding. In hun gezin was aandacht voor lezen en taalkennis vanzelfsprekend. Ook na de vroege dood van hun vader Herman Anton Loveling in 1846 belandden de jonge meisjes bij hun halfbroer Cesar Fredericq in een soortgelijke stimulerende omgeving. Fredericqs huis in Gent was een verzamelplaats van jonge, progressieve intellectuelen. Behalve de Franse professor François Huet maakten liberale en Vlaamsgezinde denkers als Jean Stecher en Gustave Callier deel uit van de kring. Hoewel Rosalie en Virginie toen nog te jong waren om aan de gesprekken deel te nemen, werden ze hier ontegensprekelijk door beïnvloed.
Eenmaal volwassen verhuisden de gezusters weer naar hun geboortedorp Nevele, nabij Gent, maar ze bleven actief deelnemen aan het wetenschappelijke en culturele leven van hun tijd. De publicatie van hun bundel Gedichten maakte van hen op slag beroemde figuren in het hele Nederlandstalige literaire landschap. De poëzie van beiden kenmerkt zich door vaste rijmschema's, een strak metrum en een veeleer persoonlijke thematiek. Het beroemdste gedicht uit de bundel is ‘Het geschenk’, geschreven door Rosalie. Daarin dicht ze in een narratieve vorm over een man die zowel zijn zoon als zijn kleinzoon een uurwerk cadeau doet, maar hen telkens voortijdig ziet sterven. De geladen thema's van de vergankelijkheid en de onvoorspelbaarheid van het lot zijn hier gesymboliseerd door het uurwerk. De laatste strofe luidt: ‘Hij keerde terug naar zijn woning, / De oude vader, en weende zoo zeer / En lei het zilvren uurwerk / In 't oude schuifken weêr. //’
Rosalie Loveling zou vijf jaar na de publicatie van Gedichten onverwachts overlijden. Virginie kende een langer leven en schreef nadien nog vele romans en novellen. Ook werd van haar een historisch gezien belangrijk dagboek uit de periode van de Eerste Wereldoorlog gepubliceerd. Ze stierf uiteindelijk in 1923.
Virginie Loveling en Rosalie Loveling, Gedichten. J.B. Wolters, Groningen 1870
Tijdschrift in beeld
Een tijdschrift voor tijdschriftstudies: dat klinkt misschien als een grap, een soort droste-effect. Maar het fenomeen ‘tijdschriftstudies’ bestaat al een tijd. Tot 1997 werd erover geschreven in allerlei tijdschriften die heel verschillende disciplines omvatten: neerlandistiek, geschiedenis, journalistiek, boekwetenschap of zelfs economie. Halverwege de jaren '90 werden periodieken echter een steeds groter onderwerp van studie. Dit paste binnen een trend in de geesteswetenschappen om meer te focussen op groeperingen en minder op het individu. Hierdoor ontstond er behoefte aan een eigen, overkoepelend orgaan voor dit onderzoek, wat leidde tot de geboorte van TS. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Alle jaargangen zijn inmiddels beschikbaar in de DBNL.
TS bevat artikelen over tijdschriften uit de achttiende eeuw tot heden, uit binnen- en buitenland. De onderwerpen zijn gevarieerd: van de vroegste Spectators, via een in Spanje populair tijdschrift van rond het jaar 1900, tot periodieken van de Europese avant-garde uit het begin van de twintigste eeuw. Bekende en minder bekende redacteuren passeren erin de revue. Met zijn recensies, signalementen van verschenen boeken, en berichten waarin lopend onderzoek wordt besproken, vormt het een belangrijke bron van informatie voor wetenschappers en algemeen geïnteresseerden in tijdschriftstudies. De besproken bladen worden meestal genoemd in de (onder)titel van een artikel, waardoor een gezocht onderwerp makkelijk vindbaar is.
In nummer 38 van TS, uit 2015, wordt speciale aandacht besteed aan het onderzoek naar tijdschriften binnen de digital humanities, en dan specifiek met behulp van Delpher, een webdienst die scans aanbiedt van vele tijdschriften en kranten. Helaas bleek dit de laatste aflevering te zijn; het tijdschrift is na 2015 niet meer verschenen. Met dit themanummer rond digitalisering is TS daardoor wel compleet beschikbaar in de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren. Toch nog een soort droste-effect.
TS. Tijdschrift voor tijdschriftstudies (1997-2015)