G.A.J. Pagenstecher van Groin Overige bronnen in DBNLSecundaire literatuur over G.A.J. Pagenstecher van Groin Teksten die betrekking hebben op deze auteur en/of zijn/haar werk.AuteurTekstInJaar [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen‘Aan Nederland. O lant, lant, lant, hoort des Heeren woort. Jer. XXII:29. Te Amsterdam, bij J.H. den Ouden. 1826. In gr. 8vo. 18 Bl. f :-20. Een gewigtig woord aan Nederlands Volk, in deze kommervolle dagen van heerschende ziekten en menigvuldige sterfgevallen. Bij denzelfden. In gr. 8vo. 29 Bl. f :-30. Aanwijzing van de oogpunten, uit welke wij algemeene rampen en de thans heerschende ziekte te beschouwen hebben, en het gebruik, dat wij van dezelve behooren te maken; of Leerrede over Luk. XIII:1-8. Door G.A.J. Pagenstecher van Groin, Predikant te Lisse. Te Leyden, bij C.G. Menzel. 1826. In gr. 8vo. 31 Bl. f :-30. Een woord uit het hart, tot het hart mijner kranke en lijdende medemenschen, die door de thans heerschende ziekte bezocht en in rouw gedompeld worden. Te Groningen, bij R.J. Schierbeek. 1826. In gr. 8vo. IV en 48 Bl. f :-35.’In: Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 18261826