De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 193]
| |
Het vierde bedryf.
IOSEPH. VOESTER.
Ioseph:
Al is de Voester wech, noch blijft mijn geest belaên,Ga naar voetnootvs. 987
Hoe 't met dit razend wijf ten leste wil vergaen.Ga naar voetnoot988
Mijn hart getuight niet goets. Ick zorgh zy zal niet rusten,Ga naar voetnoot989
990[regelnummer]
Maer aengeprickelt van haer ongebonde lusten,
My brouwen eenigh leet, tot wraeck van al dit leet,
't Welck zy my leit te last. Die geile toght is heet,Ga naar voetnoot992
Ia ziedt, gelijck een pot, alree aen 't overloopen:
Doch 't ga, zoo 't wil: moet ick haer dolligheit bekoopen,
995[regelnummer]
't Gedy tot 's hemels eere, en buiten myne schult.
'k Verhoop de hemel zal my stercken met gedult.
Daer komt de Voester weêr: hier is wat vreemts besteken.Ga naar voetnoot997
Voester:
Koom Ioseph, by mevrouw: zy moet en wil u spreecken:
'k Verdaegh u uit haer' naem.Ga naar voetnoot999
Ioseph:
Wat eischt mevrouw van my?
Voester:
1000[regelnummer]
Ick zegh u met een woort.Ga naar voetnoot1000
Ioseph:
Wel kom wat nader by.
Voester:
Mevrouw begeert u zelf yet mondeling t'ontdecken:Ga naar voetnoot1001
'k Verdaegh u uit haer' naem.
Ioseph:
Zoo durf ick 't niet vertrecken.Ga naar voetnoot1002
Voester:
Ick ga.
Ioseph:
Hier hapert yet, en 't loopt gewis op 't endt.Ga naar voetnoot1003
O hartekenner, die al mijn gedachten kent,
1005[regelnummer]
Bestierze, datze rechts noch slinx zich van u neigen,Ga naar voetnoot1005
Noch 't minst yet wanklen, door beloften noch door dreigen,
Op d'eerelijcke baen, de heirbaen van de deught.Ga naar voetnoot1007
Verhoor nu Josephs beê: hy offert u zijn jeught.Ga naar voetnoot1008
| |
[pagina 194]
| |
IEMPSAR. IOSEPH.
Iempsar:
Ondanckbre Jongeling, hoe lang zult ghy gaen prattenGa naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Op dat vergangklijck schoon, en zoo veel rijcke schatten,
Als vrouw Natuur aen u te dartel ley te kost.Ga naar voetnoot1011
Natuur had beter zulck een werckstuck noit begost,Ga naar voetnoot1012
Of het begonnen beelt verwaerloost op te maecken;Ga naar voetnoot1013
Nadien 't niet anders doet dan pijnigen, en blaecken
1015[regelnummer]
De harten, die het vangt door d'oogen. 'k vloeck dien dagh,Ga naar voetnoot1015
En uur, en oogenblick, dat ick u eerstmael zagh.Ga naar voetnoot1016
Ioseph:
O schepper, is 'er yet behaeghelijx geschapen
In my, waer aen een vrouw haer glori zou vergapen,Ga naar voetnoot1018
En leef ick eenigh mensch tot weerwil en verdriet,Ga naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
En tegens 't hart; men wijt het den onnooslen niet:
Uw schepsel draegh geen schult. 'k ben van u afgegotenGa naar voetnoot1021
Op zulck een' vorm, gelijck uw wijsheit had besloten.
Iempsar:
Ghy zorght vast voor mijn eere, en weigert my mijn' lust.Ga naar voetnoot1023
De lust ga boven d'eer, zoo d'eer oit wert verkust.Ga naar voetnoot1024
Ioseph:
1025[regelnummer]
De hitte van de lust gaet effen voor 't gevoelen,Ga naar voetnoot1025
Hoe korte weelde smert; maer eer de lust aen 't koelen
Geraeckt, waerdeert men, wat verlies van naem en eer
Zou gelden, kreegh men d'eer om gout of traenen weêr.Ga naar voetnoot1027-28
Iempsar:
Ick heb mijn tranen ja mijn oogen al verkreten,Ga naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
Verkreten, maer vergeefs.
Ioseph:
't en werd my niet geweten.Ga naar voetnoot1030
Iempsar:
Met reden: ghy alleen zijt oirzaeck van mijn quael.Ga naar voetnoot1031
Ioseph:
Wat hoor ick dag op dagh, niet eens, maer hondertmael.Ga naar voetnoot1032
| |
[pagina 195]
| |
Iempsar:
Getroost u, 't heeft een endt: 'k berey my om te sterven,Ga naar voetnoot1033
O onmedoogent gast.Ga naar voetnoot1034
Iempsar:
Hoe, wat noemt ghy snoot?
Dat ick u waerdigh acht t'omhelzen in mijn' schoot?
Te biên dien verschen mont? die vriendelijcke wangen?Ga naar voetnoot1037
Deze oogen, die zoo zeer niet naer den dagh verlangen,
Als om uw aengezicht t'aenschouwen 's morgens vroegh?
1040[regelnummer]
Noemt ghy dit snoot genot? en heeft hy breins genoegh,Ga naar voetnoot1040
Die aengebode min zoo schimpigh gaet versmaden?Ga naar voetnoot1041
Ioseph:
De Min, beroit van hooft, laet zich van niemant raden.Ga naar voetnoot1042
Al 't voordeel, dat men treckt uit wellust is gering,
En meer niet als een dolle en vuile prickelingGa naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
Van 't lijf, terwijl 't gemoedt vast wroeght door 't overwegen.Ga naar voetnoot1045
Dat 's al het voordeel: zet hier nu al 't nadeel tegen.
Het overspel begaet terstont een dubble smet,Ga naar voetnoot1047
Besmet 'er twee: 't ontwijdt en scheurt het heiligh bedt,Ga naar voetnoot1048
Vol onrust, vol krackeel: de weerga haet heur gade,Ga naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
Behaeght den boel alleen, en gaet met hem te rade:Ga naar voetnoot1050
d'Onwettige erfgenaem geraeckt in 't wettigh goet:
De vader mist zijn kroost, en twijffelt aen het bloet:Ga naar voetnoot1052
Het achterdencken groeit: de twist doorkruipt de leden
Van 't maeghschap: in het kort, het huwelijck bouwt steden,Ga naar voetnoot1053-54
1055[regelnummer]
Gelijck het overspel ['t welck Godt en mensch zich belght,Ga naar voetnoot1055
Al slaet men 't in den windt] die in den gront verdelght,Ga naar voetnoot1056
Door moort en vyantschap, al razende en bezeten;
En sleept de rampen na, gelijck een lange keten
Haer schakels: is 't dan vreemt, dat allerhande liên
1060[regelnummer]
En tongen, in dit stuck, met wetten zich voorzien?Ga naar voetnoot1060
| |
[pagina 196]
| |
Iempsar:
Wat wetten de Syriers, Hebreen, Arabers hebben,Ga naar voetnoot1061
Of wy, ick achtze als rach, en dunne spinnewebben,
Daer ruischt de groote door, de kleine kleeft'er vast.Ga naar voetnoot1063
Mijn wellust zy mijn wet. wat niemant anders past,
1065[regelnummer]
Pas my, die zich van wet noch Recht laet overkraeien:Ga naar voetnoot1065
Men leeft hier op zijn hoofsch.Ga naar voetnoot1066
Ioseph:
Zoud ghy uw' heer zoo paeien?
Iempsar:
Men velt geen vonnissen op ongegront vermoên.
En most mijn heer op 't naeuwste eens rekeninge doen,Ga naar voetnoot1068
Het stont dan t' overzien, hoe hy zich had gedragen.Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Wat doen de mannen niet, dat zy geen vrouwen vragen?Ga naar voetnoot1070
De rechter zuivre zich van 't zelleve gebreck,Ga naar voetnoot1071
Verdient het zulck een' naem. wie leeft'er zonder vleck?Ga naar voetnoot1072
Ioseph:
Ghy waert om hals, quam hy op 't stuck u overvallen.Ga naar voetnoot1073
Iempsar:
Zoo storf ick om de min, de zoetste doot van allen.Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Mijn zinlijckheit waer my die suickre doot wel waert.Ga naar voetnoot1075
En waer heeft oit de doot rechtschape min vervaert?Ga naar voetnoot1076
Wat vreesselijcke doot kan ware liefde scheiden?
Al blijft het lichaem hier, de zielen zelfs geleidenGa naar voetnoot1078
Malkanderen beneên, in 't onderaerdtsche veldt,Ga naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
In 't vrolijck myrtebosch: daer kust men, daer vertelt
d'Een d'ander zijn fortuin, en eerste sluickeryen:Ga naar voetnoot1081
Daer wort men weder maeght: daer leert men weder vryen,
Als waer het noit geschiedt: daer lacht een zaligh dal.
Men treckbeckt onbenijt, als duiven zonder gal.Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Men brantmerckt niemant daer met lasterlijcke naemen;
Noch 't heet'er overspel, zoo twee uit min verzaemen.Ga naar voetnoot1086
Al wisselt men zomtijts uit zinlijckheit van lief,Ga naar voetnoot1087
| |
[pagina 197]
| |
Dat draeght alleen den naem van vrientschap en gerief.Ga naar voetnoot1088
Het beurt 'er dagh op dagh: men volght daer in de wijze.Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
't Is een verandering en lust naer versche spijze;
Nadien een zelve kost de gasten walgen doet:Ga naar voetnoot1091
Ja 't grofste lasterstuck wort met een' kus geboet.Ga naar voetnoot1092
De wetten worden nu de vrouwen voorgeschreven
Van mannen, die toch zelfs om wet noch regel geven.Ga naar voetnoot1094
Ioseph:
1095[regelnummer]
Mevrouw men quetst en schent, door 't schenden van zijn echt,
Alleen geen menschelijck, maer zelf het godlijck Recht;Ga naar voetnoot1096
Dat toome uw' lust, kan 't Recht der menschen u niet toomen.
Iempsar:
Van sluicklust? Jupiter is zelf ter sluick gekomen,Ga naar voetnoot1098
By Isis: Isis zelf ontfing ter sluick Osier,
1100[regelnummer]
Haer broêr: ons Gotheên gaen ten hemel door dit vier.
Ioseph:
Het koste Osier zijn' hals, gekapt in zoo veel stucken,Ga naar voetnoot1101
Als 't Rijck hem graven bouwt: 't zou hier niet beter lucken,
Indien uw Typhon my betrapte op zulck een daet.
Iempsar:
De slaven van der hant, de Joffers op de straet,Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
En Potiphar verlet, door 't hooghtijt van dien Heiligh,Ga naar voetnoot1105
Bespiên ons weelde niet: al 't huis is vry en veiligh.Ga naar voetnoot1106
Ioseph:
Gewelf noch dack noch muur bedeckt die schande niet
Voor 't aldoordringende oogh, 't welck ons gedachten ziet,
En straft het opzet, 'k zwijgh de schandelijcke daden.Ga naar voetnoot1109
1110[regelnummer]
De Godtheit ziet het al.
Iempsar:
Die zal ons niet verraden.
Ioseph:
De Godtheit sloegh en plaeghde, om een Hebreeusche vrouw,
Den Nijlvorst, onbewust van haer gegeve trouw.Ga naar voetnoot1111-12
d'Abimelechen zijn gewaerschuwt, voor de schennis
Noch onbegaen, hoewel onnozel, zonder kennis.Ga naar voetnoot1113-14
| |
[pagina 198]
| |
1115[regelnummer]
Het hemelsch vier verbrande om schennis heele steên,Ga naar voetnoot1115
Tot pulver en tot asch.
Iempsar:
dat 's jaeren lang geleên.
Ioseph:
Het overspel wort zelf gestraft van stomme dieren.Ga naar voetnoot1117
Iempsar:
Die vryen blindeling: wat durft ghy niet verzieren.Ga naar voetnoot1118
Ioseph:
't Zy veer dat ick uw bedt door overspel ontwy.Ga naar voetnoot1119
Iempsar:
1120[regelnummer]
Wat 's overspel? een kus den echten mont voorby.Ga naar voetnoot1120
Ioseph:
Ick bid verheelt u eens, ghy waert op 't stuck gegrepen;Ga naar voetnoot1121
Zou Memphis en al 't hof niet zien uw' neus genepenGa naar voetnoot1122
Van 't aenschijn, en u naeckt en bloot gevoert ten toon?
En hoe ick, na veel smaets, en wel verdienden hoon,
1125[regelnummer]
De huit van 't lijf gestroopt, met duizent wreede slagen,
Op eenen ezels rugh de stadt werde omgedragen,Ga naar voetnoot1126
En eeuwighlijck voor slaef verwezen naer de Myn?
Wat dunckt u? zou dit lief dat leet wel waerdigh zyn?Ga naar voetnoot1128
Indien wy beide niet op heter daet doorsteecken,Ga naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Men 't goddelooze bloet al schuimende zagh lekenGa naar voetnoot1130
Van 't overspeligh bedt; daer ick uw boel al warmGa naar voetnoot1131
Den geest gaf, in den strick van dien vervloeckten arm;
En leerde een ander zich van schelmsche lusten spaenen,Ga naar voetnoot1133
En hoeden voor bedrogh van krokodilletranen.Ga naar voetnoot1134
Iempsar:
1135[regelnummer]
Vertrouwt ghy dan dat ick naer uw bederf zou staen?Ga naar voetnoot1135
Al 't huis is stom en zwyght: geen mensch kan ons verraên.
Ioseph:
Schoon huis en kamer zweegh, en alle pylers zwegen,
't Geweten zwyght niet stil: 't hart met zich zelf verlegen,Ga naar voetnoot1138
Beschuldight nacht en dagh zich zelven, waer men gaet,
1140[regelnummer]
Oock daer men d'oogen luickt: die gruwelijcke daet,Ga naar voetnoot1140
| |
[pagina 199]
| |
Die schennis borrelt op, hoe diep zy wort gedompelt.Ga naar voetnoot1141
Men rekent zich verraên, waer yemant spreeckt, of mompelt.
Ontmoete ick Potiphar, my viel strax in: dat 's hy,Ga naar voetnoot1143
Die my heeft opgevoedt, gebeurt uit slaverny,Ga naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
In top van 't huis bewint, en duizentmael verbonden:Ga naar voetnoot1145
Maer als een danckbaer knecht heb ick zijn bedt geschonden.Ga naar voetnoot1146
Vlie booswicht, vlie: loopt strax ten huize uit al versaeght,Ga naar voetnoot1147
Zoo veer, daer 't schellemstuck het hart niet langer knaeght,Ga naar voetnoot1148
Gelijck een worm het ooft: maer och 't is al verloren,Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Al liept ghy, daer de Nyl zijn kil begint te booren;Ga naar voetnoot1150
Of daer de zon haer' glans ter middernacht verschuilt;Ga naar voetnoot1151
Daer 't ondier, afgevast in sneeuw, van honger huilt:Ga naar voetnoot1152
Ghy kunt de donder stem van Godts gerecht niet smooren:
Die vierschaer doemt alsins: die rechter laet zich hooren.Ga naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
Mevrouw, wat houdtghe my? 'k ruck zoo noch niet mijn' heer,Ga naar voetnoot1155
En u en my, en al 't gezegent huis om veer:
Dat hoede Godt. hoe klonck die val door volgende eeuwen,Ga naar voetnoot1157
Tot endeloozen smaet en schande der Hebreeuwen.
Zou Joseph zulck een stuck in Godts gezicht bestaen?Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
'k Heb veel te veel gehoort. wien houdt ghy? laet my gaen.Ga naar voetnoot1160
Iempsar:
Ick val voor uwe knien, en offer aen dees voetenGa naar voetnoot1161
Dit lichaem, en dees ziel bereit haer schult te boeten,
Door zulck een doot, als een wanhopende betaemt.
Wat draeit ghy 't aengezicht, zoo schuw, en zoo beschaemt,
1165[regelnummer]
Van mijn gezicht? ay zet de schaemte een poos ter zyden.
Wat schaemte niet vermagh, vermoge 't medelyden
Met een die sterven moet en kan, om uwent wil.
Ay wisch mijn tranen af.
Ioseph:
Doortrapte krokodil,Ga naar voetnoot1168
Laet los, laet los: ghy moort met dit bedrieghlijck steenen.Ga naar voetnoot1169
Iempsar:
1170[regelnummer]
Hardtneckige, o wat hoon! hardtneckige, ga henen,
Ga henen met dien roem van zulck een morgenstar,Ga naar voetnoot1171
| |
[pagina 200]
| |
Voor wie ghy d'oogen sluit. ga melt nu Potiphar,
Hoe mannelijck, hoe kuisch zich Joseph heb gequeten;Ga naar voetnoot1173
Op dat het eeuwigh my in 't aenzicht werd verweten,
1175[regelnummer]
Van hem; hoe Jempsar veronwaerdight van haer' slaef,Ga naar voetnoot1175
Zich hebbe, voor al 't hof, ten toon gestelt zoo braef:Ga naar voetnoot1176
Maer neen, ghy zult noch zoo uw' moedt aen my niet koelen.Ga naar voetnoot1177
Ghy hebt mijn min versmaet, ghy zult mijn wraeck gevoelen.
Ick weet die schantvleck wel te decken met een' schijn
1180[regelnummer]
Van eerbaerheit: ick zelf zal in de voorhael zijn.Ga naar voetnoot1180
Och voester, slaven helpt. o wie verhoort mijn klaghten.
Helpt slaven, voester helpt: een slaef wil my verkrachten.
Och Potiphar, sta by. och voester, help uw vrouw.
Waer blijft nu al 't gezin? is niemant my getrouw?Ga naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
Daer vliedt hy: och hy vliedt. wat moght mijn kermen baten?
Dat is die koele knecht. hy heeft my 't kleet gelaten,Ga naar voetnoot1186
Tot een getuigenis. ghy slaven jaeght hem na.
Och leit my aen een zy, tot dat dit over ga.Ga naar voetnoot1188
REY VAN ENGELEN.
Zang:
Als op den top van 't lyden
1190[regelnummer]
Ontzeide minne eens over slaetGa naar voetnoot1190
Met volle kracht, dan brant de haet
Zoo fel aen alle zyden,
Als 't vier dat Sodoms steên verslont,Ga naar voetnoot1193
En welt met smoock op, uit den gront
1195[regelnummer]
Der grondelooze poelen.
Wat wraeck lescht een' onleschbren gloet?Ga naar voetnoot1196
Wat smaeckt haer zoeter dan haer bloet
Al razende te koelen,
In 't bloet, dat nu zoo lang geverght,Ga naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
Door 't weigren zoo veel adders terght,
Als zy laet hairen krullen,
En vlechten onder 't hullen?Ga naar voetnoot1200-02
Waer schuimbeckte oit een tygerin,
Door 't plondren van haer jongen,Ga naar voetnoot1204
| |
[pagina 201]
| |
1205[regelnummer]
Van spyt om 't hart gewrongen,Ga naar voetnoot1205
Zoo wreet, als afgekaetste Min?
Tegenzang:
Wat weiden kuische vrouwen
Geruster in den echten beemt;Ga naar voetnoot1208
Daer zy, om lief noch leet vervreemt,Ga naar voetnoot1209
1210[regelnummer]
Haer egade onderhouwen,Ga naar voetnoot1210
Met kussen, zonder valschen schijn:
Daer twee paer lonckende oogen zijn
Getuigen van die loncken,
Waer door het een en eenigh paerGa naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
Zijn kroost ziet lachen jaer op jaer,
Met vriendelijcke voncken;
Die 't ongeveinsde vierslagh slaet.Ga naar voetnoot1217
Hier stelt de zedigheit hun maet.Ga naar voetnoot1218
Hier nestlen geen krackeelen.Ga naar voetnoot1219
1220[regelnummer]
Hier bloeit, door eerlijck teelen,Ga naar voetnoot1220
De spruit, die stutten zal hier na,
Met haere stercke schouderen,
De veege en afgaende ouderen.Ga naar voetnoot1223
'k Wensch Joseph zulck een wederga.
Toezang:
1225[regelnummer]
Zy wort vast van de zonGa naar voetnoot1225
Gebaeckert binnen On,Ga naar voetnoot1226
In des Aertspriesters huis en hoven,
Die Joseph, 's Konings rechte hant,Ga naar voetnoot1228
Zal trouwen, en met zuivren brantGa naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
In haeren schoot en boezem stoven,Ga naar voetnoot1230
En koestren. wat men aen haer ziet,
Is melck en bloet, en anders niet.
Princessen zullen 't bruitsbedt spreien:
Wy hen met zang te bedde leien,Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
En huwen heilighlijck en kuisch
't Aertspriesterlijcke aen Abrams huis.
|
|