Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1740)–Johannes Stichter– Auteursrechtvrij
[pagina 80]
| |
Voys: Wilhelmus van Nassouwe.EEn Zee vol stuure baren,
Vol onweer ende wint,
Moeten wy overvaren,
Daar men veel klippen vint:
Maar wilt gy zalig wesen
Neemt voor een Schip te baat,
De Kerke Gods gepresen,
Die 's Werelts bloet ontgaat.
Als niemant buyten d' Arke
Die suntvloet kond' ontgaan,
Alsoo buyten Gods Kerke
Doolt men op 's Werelts baan;
Op haar heeft God Almagtig
De waarheyt vast gegront;
Want zijn Leer is waaragtig,
Geen leugen spreekt haar mont.
Laat komen die tempeesten
Van dooling' meenigfout;
Zee-roovers, nieuwe Geesten,
Met hare Secten stout;
Zy en konnen niet krinken
Sint Peters Schip zeer vast,
Wat zy doen 't zal niet zinken,
't Kruys Christi is de Mast.
De Geest Gods zal het stuuren,
't Zeyl is de waarheyt klaar,
Die Planken eendragt voeren,
't Geloof den Anker zwaar;
Die Oversten die roepen
Door haar gestigtig woort,
| |
[pagina 81]
| |
Die koorden liefde voeyen,
't Gebed jaagt 't Schipken voort,
Blijft in dit Schip uw leven,
Al zijn daar quaden in,
Haar quaat doet u niet sneven;
Dus peynst in uwen zin,
Van der Apost'len tijen
Haar afkomst toont zy klaar;
Mirakels ook belijen
Haar heyligheyt voorwaar.
Geen Ketters toonen konnen
Van haar Secten dit al;
Maar, o Harder! wilt gonnen
Dat komen in den Stal
Al die verdoolde Schapen,
Een Kudde worden moet,
Die na uw Beelt geschapen,
Verlost zijn door uw Bloed.
|
|