Passi, Paesch, en Pinxter gezangen(1740)–Johannes Stichter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Twee Vraag Liedekens. Het eerste Vraag Lied. GY nieuwe Leeraars roept nu al Het Pausdom is een groot afval Van Christus Kerke en zijn Woort: Zegt my eens wanneer, aan wat oort Is desen afval eerst gezien? Wie heeft dien voor u zien geschien? Wij tellen van Sint Pieters magt, Twee hondert dertig Pausen acht; Waar dan van drie-en-dertig wis Om 't Oud Geloof gemartelt is: Noemt wie het was van dit getal, Die ons vervoert tot zulken val? Waar was het Evangelium Daar van dat viel het oud Pausdom? Of heeft den Paus daar in verkeert Dan niet te vooren was geleert? Of brogt hy nieuwe Leering voort, Die noyt te vooren was gehoort? Van waar kreeg hy die magt zoo kloek Dat hy Gods Woort zmeet in een hoek, En door de gantsche werelt breet Niet eenen Mensch daar tegen street? Of is 't zoo met den Paus gegaan, Dat hem niemant kon tegenstaan? [pagina 78] [p. 78] Nogtans Gods Kerk geeft trouwe wagt, Die altoos roepen dag en nagt: Of zweegen doen de wagters stil, En deden zy der Pausen wil? Wiert al de werelt stom en doof, En zag niemant 's Paus ongeloof? Waar was het Huys op steen geset, Dat wint nog koude regen let? Waar was Gods kerk zijn lieve Bruyd? Of waren de beloften uyt, Dat God haar altijt by zoud staan, Tot dat de werelt zoud vergaan? Ziet na wat 't Pausdom heeft geleen, Door allen aanval door gestreen: Gaf Christus haar niet staag de hant 't Hadt noyt gebleven zoo constant; Wie tegen Petri Scheepje streen Zy hebben al schipbreuk geleen. De Paus is nog zy zijn al voort, Zoo dat men van haar ziet nog hoort, Zy zijn verdort als loof en gras, En zijn versmolten als het was: Was God met u en haar ter baan, Hoe kon het Pausdom boven staan? Vorige Volgende