Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Coridon komt hier wat praten.O Moeder Maagt, ziet na beneden
Dees groote Schaar,
Op-off'ren Wierook der Gebeden,
Op 't groen Altaar:
Laat dog geen vonkjes van boven gebreken,
Op dat alhier,
Ons Offerhanden wert ontsteken
Van 't Hemels vier.
O zoete Capel! daar geen geschemer
Nog duyster is,
En daar de blaauw-gestarde hemel
't Gewulfsel is;
Kruyden en bloemen, blaatjes en ciertjes
Zijn sterke stof,
Ia zelfs musijken de vliegende Diertjes
U waardig lof.
Geeft dat mijn zugjens u genaken,
Eer ik vertrek;
| |
[pagina 59]
| |
Laat dese traantjens kenbaar maken
Mijn ziels gebrek:
Gy weet wat haar van nood' zal wesen
Om 't eenemaal,
Naar lijf en ziel te zijn genesen
Van alle quaal.
Aenmerkt ook wel het droevig lijden
Van al de geen,
Die ik hier zie aan alle zijden,
Met zwakke leen,
Quelling van pijn, van binnen en buyten,
Al om beset:
Wilt dog uw ooren niet toesluyten
Voor haar Gebed.
Op dat wanneer zy zijn genesen,
Tot wederloon,
Dees weldaat mogen dankbaar wesen
Aan uwen Zoon:
Hun lijf en ziel, en gantsche leden,
Zoo veel te meer
In zijn gestage dienst besteden,
Tot uwer eer.
Verkrijgt ô Maagt! door 't groot vermogen
By onsen Heer,
Zijn Godheyt niet te willen gedogen
Dat immermeer.
Dees zoete plaats in ons gedagten
Verduyster wort,
Daar menig ziel zijn droeve klagten
U nederstort.
|
|