Eibergsche sang-lust
(1680)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
Op de wijse: O kers-nacht schooner dan de dagen. Of; Ach! dat mijn hert en mijn gedachten. Of; Moet dan 't beginsel van uw lijden. Siet onse Gesangen, fol.14. en 208.
Ga naar margenoot+Myn Godt, hoe is mijn ziel bewogen!
S' is als verrukt en opgetogen,
Terwijl ik uwe gunst aanschouw,
Ga naar margenoot+Die gy, so milde boven maten,
Hebt op uw dienstknecht komen laten.
Ga naar margenoot+ Hoe groot is uwe liefd' en trouw!
2.
Ga naar margenoot+Ik ben te slecht en al t'onaardig,
En deser eere gansch niet waardig,
Dat uwe Soon, uw eenig Kint,
Voor my sijn dierbaar bloet en leven,
Aan 't smaad'lijk kruis-hout heeft gegeven,
En my soo hertlik meent en mint.
3.
Dit was een levende vertooning,
Ga naar margenoot+Dat Iesus in mijn hert sijn wooning
Bereiden wil van nu voortaan.
Ga naar margenoot+Ia, Heer, door 't dierbaar vast gelove,
Dat gy uit gunst my geeft van boven,
Neem ik dit ongetwijffelt aan.
4.
'k Voel in mijn ziel nu, met verblijden,
Ga naar margenoot+De kracht van Iesus doot en lijden.
Hy is, voor mijne sond', aan 't kruis,
| |
[pagina 63]
| |
Wel eens gestroven met veel smerte,
Ga naar margenoot+Maar eeuwig leeft hy in mijn herte,
Als in sijn eigendom te huis.
5.
Ga naar margenoot+Ik weet, dat ik geloov', in waarheit,
En dat met sulk een groote klaarheit,
Als ik deelachtig ben geweest
Ga naar margenoot+D'onfeilbare genaden-teek'nen.
Laat Satan al mijn sult opreek'nen,
Sy is voldaan in t'minst en 't meest.
6.
Ga naar margenoot+Heer, soo gy lust hadt my te dooden,
Gy hadt my dus niet laten nooden
En eten aan uw eigen dis,
Noch met mijn oogen en mijn ooren
Soo heerlik laten sien en hooren,
Ga naar margenoot+ Wat heil dat my geworden is.
7.
Ga naar margenoot+Dewijl gy voor mijn aangesichte
De tafel my soo soet toerichtte,
Hebb' ik het sekerste bescheidt,
Ga naar margenoot+Wat Iesus my al heeft geschonken.
De vyandschap is afgedronken.
't Is al versoent in eeuwigheit.
8.
Ga naar margenoot+Verleen my, ô mijn Godt en Vader,
Dat ik door 't waar gelove nader
Met hem vereenigt zy en blijf,
Soo dat geen noot, gevaar, of rampen,
Die oit of oit mijn ziel aanklampen,
Sijn liefde weer van my verdrijf.
9.
Ga naar margenoot+Laat my mijn Heilands doot en lijden
Met lust verkond'gen t'allen tijden,
Ga naar margenoot+ Tot dat hy komt, in heerlikheit,
Om dood' en levende te richten,
| |
[pagina 64]
| |
Ga naar margenoot+Dat all' sijn vyanden eens swichten,
Maar juich' al wat sijn komst verbeidt.
10.
Ga naar margenoot+O Godt des vredes, wilt my heil'gen,
En over-al mijn wegen veil'gen:
Wilt ziel en lijf onstraflik hoên,
Tot aan die blijde komst mijns Heeren.
Ga naar margenoot+Gy, die my roept, sult, t'uwer eeren,
Dit, na uw trouwigheit, ook doen.
|
|