Eibergsche sang-lust
(1680)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijOp de wijse van Psalm 100. Gy volkeren des aardrijks al. Of; Psalm134. Alle gy knechten des Heeren. Of: Hoe lieflik is my uw gesicht. Siet onse Gesangen, Fol.196.
Ga naar margenoot+Wie sou niet bly zijn in den oogst,
Tot lof en roem van d’Allerhoogst’.
En rijke Godt, die desen bouw
Geeft door sijn liefde, macht, en trouw?
2.
Ga naar margenoot+Men ga van dit gesigt niet weg,
Ten zy men in sijn herte segg’;
O! laat ons onsen Godt en Heer
Doch hierom vreesen dies te meer:
| |
[pagina 51]
| |
3.
Ga naar margenoot+Die gunstig op ’t gezaaide zaat
Den regen geeft, soo vroeg als laat,
Ter rechter tijt, in sijn saysoen,
Wanneer hij is op ’t meest van doen.
4.
Ga naar margenoot+Die week en tijt, tot d’oogst geset,
Bewaart en voor ons spaart soo net,
Ga naar margenoot+Soo dat elk met gejuich nu maait,
Die eerst in tranen heeft gezaait.
5.
Ga naar margenoot+Men hadd' alleen vervult sijn handt
Vol kooren, dat men wierp in 't landt;
De rijke vrucht, die 't overwon,
Ruischt als 't geboomt op Libanon.
6.
Ga naar margenoot+Wanneer de mensche buiten gaat
Des morgens vroeg en 's avonds laat,
Doet gy hem juichen, als hy siet
Wat wonder daar door u geschiet.
7.
Ga naar margenoot+Hoe voor de beesten 't gras uitspruit,
En tot des menschen dienst het kruit;
Ia, hoe gy uit der aarden schoot
Verleend het hert-versterkend broot.
8.
Ga naar margenoot+de heuv'len, die seer cierlik staan,
Zijn met verheuging aangedaan,
Waar dat men d'oogen henen strekt,
De dalen zijn met koorn bedekt.
9.
Ga naar margenoot+Het gansche velt lacht nu den mensch
Soo soet toe, na sijn lust en wensch,
Dat hem sijn hert in 't lijf op springt,
En hy van vreugde juicht en singt.
| |
[pagina 52]
| |
10.
Ga naar margenoot+Gy, die al wat op aarden leeft
Te sijner tijt sijn spijse geeft,
Al-voedend Godt, maak ons bereidt
Ga naar margenoot+Tot ware lof en dankbaarheit.
11.
Ga naar margenoot+Heeft onse lant soo wel gelaan,
Behoed ons voor dat snoo beraan
Des rijken sots, die door 't misbruik
Slechts rust en lust socht voor sijn buik.
12.
Ga naar margenoot+De vreugt, die gy ons geeft door 't licht
Van uw goedgunstig aangesigt,
Verheug' veel meerder ons' gemoet
Dan koorn of most in overvloet.
|
|