Eibergsche sang-lust
(1680)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijOp de wijse: O salig heilig Bethlehem. Of (twee versen voor een gesongen) op de wijse van Psalm 138. Ik dan u, Heer, uit 's herten gront.1.
Ga naar margenoot+Ik hebb' de wooning van uw huis
Van ganscher herten lief, O Heere,
De plaats, daar gy, soo rein en kuisch,
Uw heil'ge tent beglanst met eere.
| |
[pagina 29]
| |
2.
Ga naar margenoot+Hoe soet, O Heere Zebaoth,
Zijn uwe wooningen te achten!
Mijn ziele jankt, o lieve Godt,
Mijn hert en vleesch beswijkt van't wachten.
3.
Ga naar margenoot+Gelijk een Herte, moe gejaagt,
Schreeuwt na de versche water-stroomen,
Soo schreeuwt mijn ziel, met groote graagt',
Om voor uw aangesigt te komen.
4.
Ga naar margenoot+Wanneer wy tot uw huis in gaan,
Laat ons bewaren onse voeten,
Met vrees en aandacht overslaan,
Ga naar margenoot+ Dat wy geen mensch, maar u, ontmoeten.
5.
Ga naar margenoot+Geleid ons door uw Geest nu heen,
Die met onsprekelijke suchten,
Hertgrond' ge smeking en gebeen,
Al 't aardsche bedenken wech doe vluchten.
6.
Ga naar margenoot+Laat tusschen u, Heer, en uw volk,
De sonden geene scheiding maken:
Ga naar margenoot+Bedek u soo niet met een wolk,
Dat geen gebedt daar door sou raken.
7.
Ga naar margenoot+Maar neemse wech soo gansch en gaar,
Dats' ook niet weer te voorschijn komen,
Door Christus onsen Middelaar,
Dies' heeft van ons op sich genomen.
8.
Ga naar margenoot+Verheugt ons in uw beed'-huis t'saam,
En laat daar all' de offeranden
Der trouwe minnaars van uw Naam
Behaaglijk zijn en lieflijk branden.
| |
[pagina 30]
| |
9.
Ga naar margenoot+Ons' geestlijk offer allegaar
Sult gy om sijnent will' aanschouwen,
Die Priester, Offer, en Altaar,
En 't stennsel is van ons' vertrouwen.
10.
Ga naar margenoot+Den Dienaar, die uit Christus naam,
Als sijn Gesant, tot ons sal spreken,
Ei, maak dien in sijn dienst bequaam.
Uw hant zij sterk op hem in 't preken.
11.
Ga naar margenoot+Ia opent gy hem selfs den mond,
En geef daar in uw eigen reden,
Dat hy vrymoedig ons verkond'
Uw heilige verborgentheden.
12.
Ga naar margenoot+Verwek, en trek, en open, Heer,
Te saam ons' herten en ons' ooren,
Op dat wy uit sijn mond uw Leer
Met smaak en met vermaak aanhooren.
13.
Ga naar margenoot+Doch laat ons ook 't gepreekte Woort
In een goed eerlijk hert bewaren,
Soo dat de vruchten voort en voort
Ga naar margenoot+ Haar menigvuldig openbaren.
14.
Ga naar margenoot+Dan sullen uw weldadigheit
En 't goede vast aan ons beklijven.
Wy sullen, daar men nimmer scheidt,
Hier boven in uw huis eens blijven.
|
|