Eibergsche sang-lust
(1680)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 27]
| |
Op de wijse van Psalm 116. Ik hebb' den Heer lief.1.
Ga naar margenoot+ Barmhertig God, o licht dat eeuwig blijft,
En met uw glans in duisternis komt schijnen,
Ga naar margenoot+Gy die den nacht der sonden doet verdwijnen,
En uit het hert de blintheit gansch verdrijft;
2.
Nadien gy hebt den nacht verordineert
Ga naar margenoot+Tot rust, gelijk den dag tot arrebeiden,
Geef, dat in vreed' en stilheit, die wy beiden,
Ons' lichamen nu rusten na begeert'.
3.
Ga naar margenoot+ Dat sy daar na bequaam zijn om te lij'n
Den arbeit, dien sy dan weer moeten dragen.
Ga naar margenoot+Stel onsen slaap soo maat, na uw behagen,
Dat die doch niet onordentlijk mag zijn.
4.
Ga naar margenoot+ Op dat aan ons geen vuiligheit noch vlek
Of sonden-drek te schendig moog beklijven,
Maer dat wy rein aan lijf en ziele blijven;
Ia dat ons' slaap selfs' tot uw eere strekk'.
5.
Ga naar margenoot+ Op dat wy niet elendig in den doot
Ontslapen, soo verlicht gy doch de oogen
Ga naar margenoot+Van ons' verstant: op dat wy altijt mogen
Verwachten ons' verlossing uit den noot.
6.
Ga naar margenoot+ Bescherm ons nu ook voor soo velerley
Aanvechtingen des duivels (die door loosheit
Ga naar margenoot+In duisternis te werke stelt sijn boosheit)
Ons nemend' in uw heylige geley.
| |
[pagina 28]
| |
7.
Ga naar margenoot+En, nademaal wy dees' voorleden dag
Niet toegebragt en hebben sonder grooteliks
Ga naar margenoot+Meest tegen u, door al te veel aanstootliks,
Ga naar margenoot+Te sond' gen, daar 't uw heilig oog aansag;
8.
Ga naar margenoot+Wy bidden, wilt door uw barmhertigheit
Ga naar margenoot+Bedekken all' ons' overgroote sonde,
Gelijk gy met de duisternis in 't ronde
Nu hebt bedekt al 'swerelts ruime kreit.
9.
Ga naar margenoot+Op dat wy van uw heilig aangesigt,
Ga naar margenoot+Het welk soo noo de sonde kan gedogen,
Daarom doch niet verstoten werden mogen,
Ga naar margenoot+Maar 't ligt voortaan aanschouwen in u ligt.
10.
Verleen ook rust en troost, na-by en veer,
Ga naar margenoot+Aan alle krank' en hoogbedroefde herten,
Die flauw en aangevochten zijn met smerten;
Ga naar margenoot+ Door Iesus Christ, uw Soon, ons' eenig Heer.
|
|