Eibergsche sang-lust
(1680)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijOp de wijse van Psalm 12. Doet ons bystant, &c. Of; Psalm 110. De Heer heeft gesproken tot mijnen Heere.
Ga naar margenoot+Gelijk, o mensch, uw dagen allegader
Zijn opgetelt, soo is van dat getal
| |
[pagina 25]
| |
Weer een voor-by, Gy zijt een dat te nader
Ga naar margenoot+ Aan 's levens eind, dat snellik komen sal.
2.
Ga naar margenoot+Geef d'oog geen slaap, laat d'ooge-leen niet fluimen,
Voor dat gy al u dag-werk hebt betragt.
Ga naar margenoot+De boose geest leit rustloos op sijn luimen,
Die ons voor God beschuldigt dag en nacht.
3.
Ga naar margenoot+Wilt daagliks dan uw eige rek'ning maken:
Kom Satans boos' en listig' aanslag voor.
Ga naar margenoot+Draag sorg' om uit u groote schult te raken.
Godt strijktse noit den achteloosen door.
4.
Gedenk dan wel op al uw doen en laten
Van desen dag die nu weer is vergaan.
Ga naar margenoot+Betracht ook al uw denken, peinsen, praten,
Tot nu toe van uw eerst ontwaken aan.
5.
Ga naar margenoot+Maar wees niet al te los in 't ondersoeken,
Als eene die 't gemaakt heeft al te quaat,
Ga naar margenoot+Die liever sich verbergt in duist're hoeken,
En 't licht, dat hem sijn sond' ontdekt, dan haat.
6.
Ga naar margenoot+Veroordeelt ons ons' hert en 't quaa geweten,
Meer dan ons' hert is Godt, die alles kent.
Ga naar margenoot+ô mensch, geen dink sal hem, als ons, vergeten.
Hy is doch all' uw wegen wel gewent.
7.
Ga naar margenoot+Wie sijne sond bedekt, dien sal 't niet lukken;
Maar dies' oprecht bekent, en haat en laat,
Ga naar margenoot+Verkrijgt genaad', indien hy, door 't swaar drukken
Van dese last vermoeit, tot Iesus gaat.
8.
Ga naar margenoot+Hy sal dan uw afgrijselijke sonde
Bedekken, dat se noit te voorschijn kom,
| |
[pagina 26]
| |
Gelijk hy 't met de duisternis in 't ronde
Nu alles op den aardboom dekt al-om.
9.
Ga naar margenoot+Wanneer gy u dan neerlegt om te rusten,
En sult gy niet verschrikt zijn in 't gemoet;
Maar sult veel-eer uw hert en ziel verlusten.
Uw slaap sal u geneuglijk zijn en soet.
10.
Eer dat gy noch uw oogen toe sult luiken,
En van de slaap geheel bevangen zijn,
Ga naar margenoot+Gedenk den slaap dan matig te gebruiken,
Op dat hy u strek tot een medicijn.
11.
Een maat'ge slaap geeft 't lichaam kracht en leven,
En brengt de ziel te saam verquikking toe:
Ga naar margenoot+Onmaat'ge slaap sal niet dan wanlust geven,
Dat geen van bey sijn plicht behoorlik doe.
12.
Ga naar margenoot+Wilt, als een beelt des doots, den slaap aanschouwen.
En 't bedde t'saam als 't regte beelt van't graf,
Ga naar margenoot+De doot is, als de slaap, niet weer te houwen,
En 't rusten beeldt de rust in 't graf fraai af.
13.
Hoe menig mensch legt sich op 't bedde neder,
Die nimmermeer daar van weer op sal staan
Ga naar margenoot+Tot dat de klank van Gods basuin hem weder
Opwekken sal, en 't Oordeel aan sal gaan.
14.
Ga naar margenoot+Maar so wie waakt en slaapt met sijn gebeden,
Die slaapt en waakt met Christus t'aller tijt.
Ga naar margenoot+En wilt gy niet met sorge zijn bestreden,
Beveelt u Godt, terwijl gy wakker zijt.
|
|