Vreugde-bergh, bestaende in nieu-iaers en kars-gesanggen, ziel-suchten, en andere opmerckende deuntjes (tweede deel)
(1661)–Cornelis Rhijnenburgh– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
Stem: Venus hoe heb je my aldus bedocht.1. U Herte wordt doch niet ontroert,
Door treurigheyt, noch wegh-gevoert
Door droeve quelligheden:
Ick heb het nood-lot uyt te staen,
En of ick schoon kom wegh te gaen,
Zijt evenwel te vreden,
‘k Heb Godt voor u gebeden,
U gebeden, u gebeden.
| |
[pagina 60]
| |
2. Daer boven in mijn Vaders Huys
is ruymt’ genoegh. verr’ buyten kruys,
Daer sal ick u verbeyden:
Ick ga, gelijck ick heb geseyt,
Om u in glans en heerlijckheyt
Daer plaetse te bereyden.
En nimmermeer te scheyden,
Meer te scheyden, meer te scheyden.
3. Veel tegenstoot, veel smaedt en spijt,
Sal u, mits ghy niet werelts zijt,
Beginnen aen te vaten:
Maer niet te min, ontmoet u quaet,
De Werelt heeft my eerst gehaet,
| |
[pagina 61]
| |
En sal u weder haten:
Maer ‘k sal u niet verlaten,
Niet verlaten, niet verlaten.
4. Hy is na by, Ick sien hem al
Die my als Vriendt verraden sal,
En lev’ren my in handen
Van die, die na mijn leven staen,
Om noch met smaedtheyt aengedaen
Te worden, en met schanden,
Met geess’lingh en met banden,
En met banden, en met banden.
5. Mijn bange Ziel is heel in my
Bedroeft: Och! was die vry voor-by:
| |
[pagina 62]
| |
Och! of die was t’ontvlieden.
Mijn Vader! mocht het anders zijn,
Ick wild’ het wel: maer niet de mijn,
U wille moet geschieden,
Ick stae tot u gebieden.
U gebieden, u gebieden.
|
|