Vreugde-bergh, bestaende in nieu-iaers en kars-gesanggen, ziel-suchten, en andere opmerckende deuntjes (tweede deel)
(1661)–Cornelis Rhijnenburgh– Auteursrechtvrij
[pagina 55]
| |
Stem: O! Bataviers in Nederlandt draegt rou.1. Comt al tot my
In dees genaden tijt,
Komt alle ghy,
Die daer beladen zijt.
Benaut van Geest en vol verschrikken,
Komt herwaert ick sal u verquikken.
| |
[pagina 56]
| |
2. Ick ben alleen
De wegh ter Saligheyt:
Ick ben die geen,
Die tot den Hemel leyt
Al die mijn Iock volstandigh dragen,
En wercken doen na mijn behagen.
3. Ick ben het Lam,
Dat slechts tot u vermaeck,
Op aerden quam,
Om u bedroefde saeck
Te slechten, op dat ghy na desen,
Voor eeuwigh soudt behouden wesen.
| |
[pagina 57]
| |
4. Ick ben een stut,
Dat ware Hemels Broodt,
Wie daer van nut
Komt nimmer in de Doot:
Een vaste troost voor bangge Zielen,
Die oyt of oyt in swackheyt vielen.
5. Wie my belijdt,
En lief heeft boven al,
Die wordt bevrijdt
Van eeuwigh ongeval,
Dat eenmael sal te voorschijn komen,
Tot sondaers schrick en vreuchd’ der Vromen.
| |
[pagina 58]
| |
6. Ghy geeft ons stof
O groote Middelaer!
Om uwe lof
Steeds uyt te roepen: maer
Wie kan naar eysch u liefde prijsen?
En lof en eer genoegh bewijsen?
7. Maeck ons bequaem,
Dat wy met lof-gesangh,
U soete Naem
Ons gantsche leven langh,
En namaels uyt het stof getogen,
In eeuwigheyt lof-singen mogen.
|
|