Mijne porte-feuille(1828)–Js. M. Pfeil– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Het geld. wijze: Mijn vaderland zij zijn verdwenen. 'k Laat Seneca den rijkdom laken, Doch, zoo als 't oude spreekwoord zegt, Geld is de ziel van alle zaken, Geld brengt ons overal te regt. Wat onheil zou ons wedervaren, Is 't goed met onze beurs gesteld? Neen, moeit uw hoofd met geen bezwaren, Het luistert all' naar 't stomme geld. bis. Maar nooddruft maakt berooide zinnen, Helaas! hij, die geen gelds bezit, Wat ook de sukkel moog' beginnen, Hij delft altijd het onderspit. Monfieur de snijder weigert kleêren, De bakker geeft geen brood voor niet, De huisheer spreekt van delogeeren, Wanneer hij geen betaling ziet. bis [pagina 43] [p. 43] De doctor heeft te veel patiënten, Dan dat hij u bezoeken kan, De apt'heeker, - hebt gij goude centen, Voorwaar! hij is een reedlijk man. Maar, dat ge een advocaat zoudt willen, Of u tot een notaris wendt! Laat af! niets waard zijn uw verschillen, En u toch schort geen testament. bis. Gij moogt, naar 't geen u goeddunkt, vragen, Men is tot uwen dienst bereid; Maar durft gij van uw armoed klagen, Geen geld, geen zwitsers! is 't bescheid. Laat andren dan den rijkdom laken, Ik hou me aan 't geen het spreekwoord zegt: Geld is de ziel van alle zaken; Geld brengt ons overal te regt. bis. Vorige Volgende