Het schilder-boeck
(1969)–Karel van Mander– Auteursrechtelijk beschermdVan Cleophantus, Schilder van Corinthen.Aengaende de vindinghe van met de verwen te schilderen, het ghemeen ghevoelen is (soo Plinius in zijn 35e. Boeck, Capittel 3. verhaelt) dat het aldereerst soude ghebruyckt zijn gheworden door Cleophantus van der Stadt van Corinthen, die eerstmael begon wat te brabbelen op stucken vanGa naar voetnoot* ghebroken potten, mijns achtens, eer sy ghebacken waren, en dat dese scherven dan werden tot een proef ghebacken, en dat daer uyt mocht ontstaen zijn het schilderen op het aerdewerck. Desen Cleophantus (seght Plinius) oft eenen anderen die also ghenoemt was, ghelijck Cornelius Nepos ghetuyght, volghde tot in Italien den Vorst Demaratus, den Vader van Tarquinius Priscus, welcken ghedwonghen was hem te vertrecken, en te verlaten de stadt Corinthen, om te vlieden t'gheweldt, dat den Tyran Cipsellus teghen hem dede. Desen Demaratus ghebannen wesende uyt Corinthen, is comen woonen in Thuscanen, daer hy eenen soon ghecreegh, welcken namaels is geworden den vijfden Coningh van Room. Den selven Demarato zijn oock ghevolght uyt Corinthen Euchir en Eugraminus, die beelden van aerde conden maken en seer constighe potten, van welcke de Const in Italien soude ghecomen wesen. |
|