| |
| |
| |
Cornelis Hiëronymus Goekoop
Amsterdam 4 december 1933 - Amsterdam 26 september 2011
Op 26 september 2011 overleed Cees Goekoop, oud-burgemeester en ereburger van Leiden, Stad van ontdekkingen, en sedert 1991 lid van de Maatschappij.
De mensen die hem het meest nabij waren, omschrijven hem als een echte familieman, die zich emotioneel moeilijk liet kennen, als een man die het leven volledig nam zoals het kwam, zonder daarbij zijn positieve grondhouding te laten varen. Als een gepassioneerd man ook, die prachtig kon tekenen, die alles aanpakte wat op zijn weg kwam, heel goed kon delegeren, relativeren en die anderen liet leven. Daarnaast typeren zij hem als lief, rotsvast, behulpzaam en trots.
Cees Goekoop (Goe voor vrienden) werd op 4 december 1933 te Amsterdam geboren als oudste zoon van dr Cornelis Goekoop en Geertruida van Oosting, een Groningse die vol trots haar hele leven het beroep van huisvrouw uitoefende en het sociale verkeer binnen het gezin een gezicht gaf. Vader Goekoop was een kamergeleerde zonder beroep met passie voor Oude talen, voor de Veda's en voor wiskunde. Cees had een twee jaar jonger zusje dat veel te vroeg is overleden. Zijn ouders waren lid van
| |
| |
de Nederlandse Hervormde Kerk. Het ouderlijk gezin verhuisde ettelijke keren, maar kwam uiteindelijk in Aerdenhout terecht. Tussen 1946 en 1952 bezocht Cees het Kennemer Lyceum te Overveen, waar hij in 1952 het diploma Gymnasium ß behaalde. Vervolgens gaat hij naar Leiden, meldt zich daar aan als lid van het Leids studentencorps en wordt lid van de jaarclub F.l.e.S., waar hij ook zijn vrienden voor het leven leert kennen. In het bijzonder mogen Godfried van Benthem van den Berg, Frans van Geen, Nico Sickler, Hans van der Valk en Peter Verloop genoemd worden, die hem trouw bleven tot het laatste moment. Aanvankelijk gaat hij scheikunde studeren, maar een weddenschap om een fes whisky is aanleiding om te veranderen van studierichting. Hij kiest voor Nederlands Recht, studeert in rap tempo af in 1958 en wint de weddenschap. Daarna wacht hem de militaire dienst waar hij in 1960 afzwaait als reservekapitein buiten dienst van het Wapen der Artillerie.
In 1965 treedt hij in het huwelijk met Marian van Ingen, yogalerares; samen krijgen ze drie dochters: Carine (1966), Marije (1968), Annekee (1972) en een pleegdochter Hester (1966).
Alvorens hij geïnstalleerd wordt als burgemeester van Leiden kunnen de uiterlijke feiten van zijn leven kort als volgt worden samengevat. Van 1960 tot 1964 is hij advocaat en procureur te Amsterdam en van 1964 tot 1976 juridisch adviseur, later hoofd juridische zaken en hoofd marketing van nv Luchthaven Schiphol.
Van 1979 tot 1980 neemt hij als lid van de vvd zitting in de gemeenteraad van Amsterdam, van 1976 tot 1978 is hij als wethouder belast met onder andere gemeentebedrijven, gemeentelijk havenbedrijf, luchthavenaangelegenheden, monumentenzorg, juridische zaken en verzekeringszaken. Van 1976 tot 1980 is hij tevens lid van Provinciale Staten van Noord-Holland.
Graag vertelde Goekoop de anekdote dat hij in de politiek terecht kwam omdat hij in 1969 in een café Arie Pais tegenkwam, toen een prominent lid van de vvd, die hem onder een versnapering spontaan vroeg of hij niet in de gemeenteraad zitting wilde nemen. Hij woonde toen niet eens in Amsterdam en was geen lid van de vvd. Volgens Goe wordt evenwel alle politiek in het café geboren en dus gaf hij gevolg aan dit vriendelijke verzoek. Hij is zijn partij en vooral het café zijn hele verdere leven trouw gebleven.
Cees Goekoop, een geboren bestuurder met een Amsterdamse joviali- | |
| |
teit en het Leidse studentikoze, solliciteert in 1980, getipt door dezelfde Arie Pais van hierboven, naar het burgemeestersambt van de stad waar hij gestudeerd heeft, naar eigen zeggen, vanwege de cultuurhistorische rijkdom en de combinatie in die stad van het rijke verleden met moderne grootsteedse aspecten. Hij wordt in dat ambt geïnstalleerd op 16 augustus 1980 als opvolger van dr Adriaan Jan Vis (1920-2010). Leiden, een politiek linkse stad, had een echte wethouderscultuur, waarin slechts een beperkte rol voor de burgemeester was weggelegd. Maar Goekoop had dit ambt toch geambieerd in de stellige overtuiging dat hij met zijn uitstekende en uitgebreide Haagse contacten de wethouders aanzienlijk in hun taak zou kunnen ondersteunen, met het welvaren van de stad als uiteindelijk en gezamenlijk doel. Met geduld en overredingskracht, met een aanstekelijke jovialiteit, met bonhommie en een mengsel van charme en humor wist hij populair te worden in de Sleutelstad, ook omdat hij op een ontwapenende manier zijn eigen brokken opruimde. Onder alle omstandigheden bleef hij zichzelf en hij liet bovendien iedereen, zonder onderscheid des persoons, in zijn waarde.
Cees Goekoop spande zich in om de geschiedenis en cultuur van Leiden perspectief te geven. Dat deed hij, zoals ik vijftien jaar als voorzitter van de 3 October-Vereeniging van heel dichtbij mocht gadeslaan, bij voorkeur tijdens de jaarlijkse Herdenking en Viering van Leidens Ontzet van 1574, het grootste volksfeest boven de Moerdijk. Zo informeerde hij in 1983 bij ambassades en consulaten of in hun ambtsgebied op enigerlei wijze 3 oktober werd gevierd. Hij ontving meer dan 120 positieve reacties. Dit leidde in 1984 tot de Internationale Haring- en Corenwynactie, zijn geesteskindje. En dat betekende dat 15.000 haringen en 900 kruiken korenwijn (ter vervanging van het traditionele wittebrood), voorzien van een speciale editie van het Leidsch Dagblad en van de Feestwijzer van de 3 October-Vereeniging per klm hun weg naar tientallen ambassades en Nederlandse verenigingen vonden. Deze feestelijke groet uit Leiden luistert sindsdien elk jaar en overal ter wereld de Viering en Herdenking op die door Leidenaren en ex-Leidenaren in den vreemde wordt gehouden. Tegelijkertijd werden de ambassadeurs van deze landen in Nederland op hun beurt eind september in de Leidse Pieterskerk op een zeer verfjnde hutspotmaaltijd onthaald.
Goekoop wist in 1987 ook een nazaat van de aartsvijand van weleer, Jesus Aguirre y Ortiz de Zarate, hertog van Alva, naar Leiden te krijgen om
| |
| |
een eerste kruik corenwyn in ontvangst te nemen. De hertog bleek wel een aardje naar zijn vaartje te hebben, want hij trakteerde de verzamelde goegemeente in het Groot Auditorium van de Universiteit op het historische gegeven dat het mislukte beleg van Leiden door de Spanjaarden niet of nauwelijks van betekenis was geweest voor de politiek van de koning van Spanje.
Een fraai staaltje van historisch besef legde Goekoop aan de dag op 17 juli 1989 toen de toenmalige Amerikaanse president, George Bush sr, zijn Europese bezoek afsloot in de Leidse Pieterskerk. ‘In Leiden, het centrum van de wereld precies tussen Washington en Moskou in’, heette dat bij Goekoop. Hij kon deze kans om Leiden met één klap op de wereldkaart te zetten natuurlijk niet laten lopen. Bij dezelfde gelegenheid werd op zijn initiatief door het Gemeentelijk Archief van Leiden aangetoond dat president Bush van de Pilgrim Fathers afstamde die in 1620 vanuit Leiden en via Delfshaven naar de Nieuwe Wereld vertrokken. Uit de toespraak die Goekoop toen hield, kies ik het volgende citaat:
‘De Pilgrims zijn en blijven een symbool voor de miljoenen ontheemden en vluchtelingen over de hele wereld, die strijden voor de zaak van de mensenrechten, op zoek naar een eigen tehuis. Het is een boodschap aan ons, een voortdurende uitdaging, juist nu we hier bijeen zijn vandaag, zoals we ieder jaar doen in deze Pieterskerk op Thanksgiving Day. “Zij waren er zich van bewust dat ze pilgrims waren”, zei William Bradford over de 16 mannen, 11 vrouwen en 19 kinderen die weg zeilden. Een klein gezelschap, maar het zaad van een natie. Mijnheer de President, Mevrouw Bush, ik heet u welkom in Leiden. En door u te verwelkomen, verwelkom ik het Amerikaanse volk. Thuis!’
De Leidse cultuur heeft Goekoop als geen ander uitgedragen. Het stedelijk museum De Lakenhal groeide in aanzien tijdens zijn bewind en werd mede dankzij hem van binnen en van buiten gerestaureerd en opnieuw ingericht. Goekoop was altijd bereid (soms zelfs koninklijke) aandacht te vragen voor dit museum aan de Oude Singel. Ook het Museum Boerhaave, het jongste van de Leidse rijksmusea, onderging tijdens het burgemeesterschap van Cees Goekoop een ware gedaantewisseling. In 1984 kocht het Rijk het Caeciliagasthuis of ‘Pest- en Dolhuis’ in de Marebuurt aan. Heilige grond voor de wetenschap, want daar waren immers de Boerhaavezalen, waar Herman Boerhaave (1668-1738) zijn be- | |
| |
faamde onderwijs aan het ziekbed had gegeven. Een lobby van Goekoop leidde ertoe dat de toenmalige ministers Elco Brinkman en Gerrit Braks de handen ineen sloegen met als gevolg dat een herboren Museum Boer-haave in 1991 door minister Hedy d'Ancona kon worden heropend.
Een speelse lobby lag ook ten grondslag aan het efectueren van het structuurplan en de bouw- en renovatieplannen voor een nieuw Rijksmuseum voor Volkenkunde aan de Steenstraat.
Verder was Goekoop betrokken bij de start van het Bio Science Park en bij de stichting van het Japan Museum SieboldHuis aan het Rapenburg, waar allerlei artefacten zijn uitgestald die Philipp Franz von Siebold (1796-1866) tussen 1823 en 1829 verzamelde gedurende zijn verblijf op Deshima, de Nederlandse handelsnederzetting bij Nagasaki in Japan.
Goekoop was zeer actief als voorzitter van de Stichting Pieterskerk, de kerk waaraan hij erg verknocht raakte. In 1975 was die kerk voor één gulden overgegaan van de Hervormde Gemeente naar de Stichting Pieterskerk Leiden. Fameus is zijn rol als fondsenwerver voor een allesomvattende restauratie. Daaronder viel ook de restauratie van het Van Hagerbeer-orgel uit 1640 met ongeveer 1700 pijpen. Het terugbrengen in de originele staat en de toonzetting ervan maakte het mogelijk om muziek uit de zeventiende eeuw opnieuw oorspronkelijk weer te geven. Goekoop wist de 5.200.000 gulden bijeen te brengen via adoptie van de pijpen door particulieren, bedrijven en rechtspersonen. Hij haalde bovendien met een aanstekelijk enthousiasme de Huizingalezing, het Bachkoor Holland voor de uitvoering van de Matthäus Passion en de Scratch Muziekdagen naar de Pieterskerk.
Laten we nog even terugkeren naar de Leidse musea. In 1998 werd Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis aan de Pesthuislaan geopend, een gloednieuw museum waar de onbekende en bekende wonderen van de natuur staan uitgestald. Goekoop had al in 1985 de argumenten gevonden om Den Haag ervan te overtuigen om dat museum niet te stichten in Amsterdam, zoals de Commissie van Advies had aanbevolen, maar in Leiden. En zo kunnen we nog wel even doorgaan.
Het aantal culturele functies dat Goekoop heeft uitgeoefend is legio. Hij was lid van de Adviescommissie Cultuurconservering Prins Bernhard Fonds, voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, voorzitter van de Raad voor het Cultuurbeheer, lid van het bestuur van de Stichting Cultuurfonds Bouwfonds Nederlandse Gemeen- | |
| |
ten, voorzitter van Het Nationale Toneel in Den Haag. Het is veel te veel om hier allemaal uit te stallen.
Cees was een begenadigd spreker die graag gebruik maakte van het wapen der relativerende scherts. Daarbij gold voor hem één wet: de grens van het taboe mocht niet worden overschreden. Met een knipoog bepaalde hij daarbij overigens wel zijn eigen grenzen. Hij koos voor de daverende anekdote aan het begin van een vergadering of samenkomst of voor het minder bedreigende woordspel. Hij was beroemd om zijn speeches, vooral de speeches die hij improviserenderwijs uitsprak. Hoe minder hij van een ingewikkeld onderwerp wist des te leuker werden de verhalen. Legendarisch waren ook de speeches die hij hield in Oxford waarmee Leiden een stedenband heeft. Hij bediende zich dan van een opvallend eigen soort Engels dat de Engelsen zo bijzonder vonden dat ze veel geld over hadden voor het aanzitten aan het diner waar Goekoop sprak.
Met zijn uit duizenden herkenbare stentorstem begon hij zijn gehoor altijd iets te vertellen dat zeer alledaags en vertrouwd overkwam. Zijn publiek had daarbij het idee dat het de verdere loop van het verhaal door redeneren en concluderen kon aanvullen. Maar dat was het fijn gesponnen misverstand, want de zekerheid van de toehoorder werd met puntige speelsheid tot een soort anticlimax door de tournure die hem helemaal op het verkeerde been zette. Herhaling, de wereld op zijn kop zetten en kortsluiting in verschillende feiten en gebeurtenissen tot stand brengen, waren de drie fundamentele opbouwelementen van zijn toespraken. Een illustratief voorbeeld is zijn afscheid van de gemeenteraad op 1 december 1998, enkele dagen voor zijn 65ste verjaardag op 4 december. Hij was ruim 18 jaar burgemeester van Leiden geweest, om precies te zijn 6712 dagen, slechts één dag korter dan een van zijn voorgangers, jhr. François Henri van Kinschot (1899-1985). Cees grapte dat het Hare Majesteit zelf was geweest die hem dat record had onthouden omdat het hem niet was gegund om nog langer in het ambt te blijven dan tot zijn 65ste verjaardag, reden voor hem om te weigeren zijn ontslag offcieel bij haar aan te vragen. Hij vond dit leeftijdsdiscriminatie. ‘Majesteit heeft mij bij Koninklijk Besluit uit mijn functie ontheven. Dat was een foutje van Majesteit.’
Wie het lot trof na Goekoop te moeten spreken, zag zich gesteld voor het duivels dilemma: zichzelf opnieuw uitvinden of een karikatuur worden van zijn eigen woorden. Hoewel Goekoop graag van zichzelf zei dat hij een groot acteur had willen worden, maar er op tijd achter kwam dat
| |
| |
voor hem slechts bijrollen zouden zijn weggelegd, was hij in zijn toespraken niet alleen de woordvirtuoos, maar had hij ook de timing en dictie van een beroepsacteur.
Naast het houden van onvoorbereide toespraken speelde hij inderdaad graag toneel. Bij zijn afscheid maakte hij zelfs nog twee avondvullende voorstellingen in de Leidse Schouwburg, waaraan o.a. actrice Will van Kralingen, auteur en kunstenaar Jan Wolkers en zanger Joop Visser (v.h. Jaap Fischer) hun medewerking verleenden. Daar was ook Erica Terpstra die door Goe in de rol van Dame Edna werd geïnterviewd. Hij was in het dagelijkse Leidse theater de man met de karakteristieke rode sjaal, buik vooruit, duimen achter de rode bretels als een rots in de branding.
Vermeldenswaard is ook nog dat op 3 oktober 1998 de Grote Optocht Scheiden doet Leiden geheel gewijd was aan leven en werk van Goekoop. Bij die gelegenheid trad o.a. de gehele gemeenteraad op als koor met een afscheidslied.
Als pater familias werd Cees aangesproken met Cheese, door vrienden en secretaresses, zoals gezegd, met Goe en door medewerkers van het Rijksmuseum voor Oudheden en door sommige geleerden van de Leidse universiteit werd hij de Leidse Schliemann genoemd. Die laatste naam is het rechtstreekse gevolg van zijn boek Op zoek naar Ithaka. Een speurtocht naar het vaderland van Odysseus, een boek waarvan de eerste druk in 1990 en de tweede in 2000 verscheen. Cees Goekoop was dus ook amateur-archeoloog.
Hoe kwam hij tot dit boek? In zijn eigen woorden: ‘Het begon allemaal met een vraag van mijn dochter Marije. Zij moest voor haar eindexamen een studie maken over het leven of werk van iemand uit een vroegere periode, waarbij ze zelf de bronnen moest opzoeken en selecteren. Zij vroeg mij of ik haar bij dit onderwerp zou willen helpen. Zo kwamen we bij mijn grootvader terecht, mr A.E.H. Goekoop, die omstreeks de eeuwwisseling in Den Haag woonde en werkte. Zijn grootste liefde was het Griekenland van de Klassieke Oudheid. Hij werd in de loop van zijn leven steeds meer bezeten van het idee om een nog immer niet opgelost raadsel uit de werken van Homerus te ontwarren. Zoals Schliemann Troje ontdekte, droomde hij ervan het paleis en de woonplaats van Odysseus te vinden. Hij schreef er een boekwerkje over, getiteld: Ithaca la Grande.’
Door Homerus gewoon letterlijk te nemen en het verhaal van de tocht van Odysseus te combineren met zijn eigen zeilervaring en zeemansver- | |
| |
stand, probeerde Goekoop aannemelijk te maken dat Odysseus niet naar het huidige Ithaka was teruggegaan, maar naar de noordelijke punt van het naburige eiland Kephalonia. Helaas bevestigen opgravingen die locatie nog niet met als gevolg dat zijn studie in de wereld van de gevestigde archeologen nog steeds omstreden is. Welke mening men evenwel ook heeft over zijn onderzoek, buiten kijf staat dat hij het aangedurfd heeft het oude Ithaka elders te veronderstellen dan alle onderzoekers voor hem hadden gedaan. In 2010 verscheen van dit boek een Engelse vertaling Where on earth is Ithaca?: A Quest for the Homeland of Odysseus. Ook werd door de avro televisie met presentator Aad van den Heuvel een fraaie documentaire gemaakt die werd uitgezonden op 11 januari 1996, waarin Goekoop de plaatsen aanwees die pleitten tegen Ithaka als plaats waarnaar Odysseus na zijn omzwervingen terugkeerde.
In een toestand van geschokt ongeloof verkeerde Goekoop minstens vier keer tijdens zijn ambtelijke loopbaan: toen hij in 1978 ereburger werd van de stad New Orleans, toen hij Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw werd (1991), bij de toekenning van de Erepenning in Goud van de stad Leiden (1998) en toen hij in 1999 de Order of the Sacred Treasure, Gold Rays with Ribbon in Japan kreeg.
Na zijn afscheid als burgervader van Leiden regende het bestuurlijke functies waaraan hij opnieuw zijn beste krachten gaf. Hij bleef lid van de Raad van Advies van Webster University Leiden tot 2005, lid van het Bestuur van de Vrienden van het Rijksmuseum van Oudheden tot 2008, Commissaris van het Koninklijk Instituut voor de Tropen tot 2004, voorzitter van de Jerusalem Foundation tot 2005 en tot 2006 voorzitter van de Stichting Senior Web. Op 25 mei 2000 ontving hij als voorzitter van het bestuur van de Stichting Japan Museum SieboldHuis de keizer en keizerin van Japan. Daarnaast gaf hij zich zo veel mogelijk over aan het bestuderen van en het schrijven over Homerus. Vlak voor zijn dood mocht hij nog genieten van het verschijnen van zijn boek over Ithaka in het Nieuw-Grieks.
Een slopende ziekte tastte zijn werkkracht en weerstand aan en uiteindelijk overleed hij op 26 september 2011. Op 20 september 2012, bijna een jaar na zijn overlijden, werd de urn met zijn as begraven op Rhijnhof in Leiden, de begraafplaats waarvan hij jaren voorzitter was en die hij samen met zijn vriend Piet Korteweg uit Ooltgensplaat tot het laatste toe heeft gediend.
| |
| |
Cees Goekoop was naast een inspirerend en onderhoudend bestuurder ook een bourgondiër. Rond en robuust kon hij de boel ontregelen en opvrolijken. Hij had oog voor het ongewone, het andere, meer voor straatzangers en lierdraaiers dan voor dorknopers en mooipraters. Wat hij deed, deed hij met passie en met de oplettendheid van een woudloper. Hij dorst zich onder alle omstandigheden kwetsbaar op te stellen, had drama en rafnement, maar was desondanks gemoedelijk en informeel. Een ware icoon met een onfeilbaar gevoel voor humor en nuance is niet meer, maar de famboyante Cees Goekoop zal voor vele generaties Leidenaren nog lang het zout in de pap van de Leidse stadsgeschiedenis blijven.
piet van sterkenburg
Mijn dank gaat uit naar mw Marian Goekoop-Van Ingen te Amsterdam die mij waardevolle gegevens verschafte voor dit Levensbericht. Dat deden ook Rens Heruer, archivaris van de 3 October-Vereeniging en Hein van Woerden, Chef Kabinet van de Gemeente Leiden. In het krijt sta ik tevens bij allen die hebben bijgedragen aan Excellence, een glossytijdschrift dat verscheen bij het afscheid van burgemeester Goekoop in het najaar van 1998. Graag breng ik daarom hier een eresaluut aan: Constance v.d. Valk, Carine Goekoop, Onno Aerden, Steven Engelsman, Renée Magendans, Aad van den Heuvel, Stan Huygens, Sybrand van Hulst, Rens Heruer, Marianne van der Vlugt, Eric Filemon, Pim Wallis de Vries, Kiki Rörsch, Ries Straver, Chris Verplancke, Marjan Scharlo en Frits de Leeuw.
|
|