kundig proza, een afzonderlijk literair genre is geworden.
Het ‘favoriete’ medisch specialisme onder onze schrijvende artsen is de psychiatrie: bijvoorbeeld Van Eeden, Kopland, Vasalis, alle drie voornamelijk dichters. Zij schreven geen beschouwingen over de geneeskunde zoals Dunning, die de kunst verstond ‘van zijn wetenschap literatuur te maken’, zoals Hermans dat noemde.
Geen van al onze schrijvende artsen hadden of hebben een zo uitgesproken bèta-georiënteerd specialisme als A.J. Dunning: de cardiologie. De andere beroeps-bèta in onze letteren is de nestor-dichter Leo Vroman, bioloog, wel doctor, maar geen dokter. Hij bleef zijn exacte wetenschap professioneel beoefenen tot het gebruikelijke einde - de ‘pensioengerechtigde leeftijd’. Evenals Dunning. Maar hoe kundig en hooggeleerd ook als hematoloog, Vroman (geboren 1915) is, om het eens biologisch uit te drukken, dichter tot in het merg.
Ad Dunning debuteerde in 1981 met de monografie Broeder Ezel. Over het onvermogen in de geneeskunde. De naam Broeder Ezel, ter aanduiding van het eigen ascetisch afgebeulde lichaam ontleende de schrijver aan Franciscus, de heilige die met de dieren sprak en die als geen ander de ezel onderkende als het meest uitgebuite lastdier. Zodra het boek was verschenen kreeg Willem Frederik Hermans een exemplaar van iemand cadeau. De ochtend na ontvangst verscheen Willem Frederik niet aan het ontbijt, zich later verontschuldigend met de woorden: ‘Ik moest vannacht aldoor maar verder lezen in het boek van die Dunning’. Een sterkere introductie tot onze canon is nauwelijks mogelijk.
De kracht van Dunnings proza ligt onder andere in de presentatie van zijn medisch wetenschappelijk vakmanschap en zijn originele visie op de waarde en de waarheid van de geneeskunde in ons aller leven. Vanzelfsprekend passeert in dat proza menig filosofisch denkbeeld de revue, meer dan eens in samenhang met religie, mystiek en zelfs magie. Maar Dunnings medische kennis is uiteraard gebaseerd op zuiver wetenschappelijke bevindingen en overwegingen.
Het universele geneeskundige dilemma kwam pregnant tot uitdrukking tijdens Dunnings promotie bij de vermaarde professor Borst van de Universiteit van Amsterdam. Eén van de hooggeleerde opponenten, Dr. Dirk Durrer, arts voor hart- en vaatziekten (zo heette de cardiologie toen nog) stelde de uitwerking van nitroglycerine op vaatvernauwing aan de orde. De geachte defendens had in zijn proefschrift betoogd dat vaatver-