Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2009-2010
(2011)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 208]
| |||||||||||
Alfred Celeste Alphonse de Vree
| |||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||
werden bepaald door zijn intelligente benadering van het creatieve proces. Freddy de Vree was een man van de wereld die Vlaanderen uit zijn vaak beperkte visie trachtte te halen.’ De artistieke microbe die De Vree van jongs af aanstak, deelde hij met zijn oom Paul de Vree, de dichter, prozaschrijver, essayist, beeldend kunstenaar, criticus en eminent verdediger van de avant-garde en het modernisme in de kunst. Over hem schreef essayist Henri-Floris Jespers: ‘leven en werk van Paul de Vree zijn erg caleidoscopisch’.Ga naar eindnoot2. Het citaat had net zo goed op zijn neef kunnen slaan.
Freddy de Vree doorloopt de Grieks-Latijnse humaniora bij de jezuïeten in het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Antwerpen. Daarna studeert hij eerst scheikunde aan de universiteit van Leuven, vervolgens Frans, Engels en Duits aan de Normaalschool te Lier. Daar leert hij de latere auteurs Tony Rombouts, Marc Andries, Paul Koeck en Walter van den Broeck kennen. Het schrijven moet De Vree al vroeg in het bloed hebben gezeten. Omstreeks zijn tiende levensjaar al schrijft hij De Duivelsmolen, een tekst in vier hoofdstukken. In zijn essaybundel Rita Renoir, enz. geeft hij aan dat zijn eerste gehonoreerde stukje van 1956 dateert en dat het handelde over jazz. Jazz, maar ook klassieke en hedendaagse muziek, interesseert hem al vroeg. Zelf speelt hij piano. Samen met Tony Rombouts brengt De Vree in 1961 de handgeschreven en kleurig beschilderde dichtbundel Skunk uit, in een oplage van vijftig exemplaren. De Vree's gedichten zijn in het Frans, die van Rombouts in het Nederlands. Zijn officiële boekdebuut maakt De Vree in 1961 met het essay Blues pour Boris Vian. Het komt uit in de Otosilbenreeks van het literair-artistieke tijdschrift De Tafelronde. Een uitgebreide en bewerkte versie ervan verschijnt onder de ingekorte titel Boris Vian bij Editions Le Terrain Vague in Parijs in 1965. Als dichter debuteert De Vree in 1963 met de Franstalige dichtbundel mots pour karin, die twintig maniëristisch getinte ‘textes’ bevat. In die eerste jaren van zijn schrijverschap zal hij nog meer uitgaven in het Frans laten verschijnen. Pas na 1965 schakelt hij definitief op het Nederlands over. De Vree schrijft ook bijdragen over Franse auteurs voor diverse tijdschriften en verzamelbundels. In De onbekende twintigste eeuw: list en literatuur verschijnt bijvoorbeeld een bijdrage van zijn hand over de Franse auteur Raymond Roussel.Ga naar eindnoot3. Soms introduceert hij deze auteurs daarmee | |||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||
in het Nederlandse taalgebied. Maar ook vertalingen in het Nederlands van Franse auteurs schuwt hij niet. Zo brengt hij samen met de auteurs Gust Gils en René Gysen de eerste vertaling in het Nederlands van de omvangrijke roman L'histoire de Juliette van D.A.F. de Sade.Ga naar eindnoot4. Daarnaast vertaalt hij ook nog boekwerken en teksten uit het Frans van onder meer Olivia de Hauleville, Georges Bataille, Pierre Louÿs, Pierre Alechinsky (samen met Hugo Claus), Claude Simon, Roland Barthes en Michel Butor. Uit het Engels vertaalt hij werk van Stefan Themerson (samen met Gust Gils) en Nick Marino. In 1966 begint De Vree te werken als ‘Producer Woord’ bij de culturele radiozender Radio 3 - het huidige Klara - van de Belgische Radio en Televisie (brt, later brtn, vandaag vrt). De Vree verzorgt er tweeëndertig jaar lang culturele programma's als Ars Poetica, Drieklank en Zegge en schrijve. Met die programma's over onderwerpen als beeldende kunst, letterkunde, filosofie en jazz verricht hij vaak baanbrekend werk. In een gesprek voor de radio na De Vree's overlijden zegt ex-collega Johan van Cauwenberge dat de radioprogramma's die De Vree maakte een encyclopedische weerspiegeling vormden van de actuele kunst van zijn tijd. Met commentaren, luisterspelen, composities voor stem en gedichten werkt De Vree ook mee aan zowel nationale als internationale radiozenders als rtb, ncrv, ortf, wdr, Radio Bremen, Radio Danmark en Sveriges Radio. Apollinaire: A Pollen in the Air, Le tombeau de Pierre Larousse, Het boek Alfa en Orbis militaris zijn enkele luisterspelen die hij voor het medium produceerde of zelf schreef. In 1997 gaat hij met pensioen. Hij is dan al jaren hoofdproducer. Voorjaar 2010 schenkt Marie-Claire Nuyens zo'n 500 geluidsbanden van zijn radioprogramma's aan het geluidsarchief van de vrt. Daarmee kan een belangrijk stuk radiogeschiedenis voor het eerst worden ontsloten. Nuyens is De Vree's voormalige levenspartner. Hij leert haar kennen in de tweede helft van de jaren vijftig en woont met haar samen van 1975 tot 1987. Tot zijn dood blijft hij met haar bevriend. Op 30 december 1967 staat De Vree als acteur op de planken in het theaterstuk Masscheroen, dat dan zijn première beleeft op het Festival van de Experimentele Film in het casino van Knokke. In Masscheroen, een bewerking door Hugo Claus van het vijftiende-eeuwse mirakelspel Mariken van Nieumeghen en ook geregisseerd door hem, treedt de Heilige Drievuldigheid op in de gedaante van drie naakte mannen. De Vree speelt de rol van God de Zoon. In 1968-1969 verblijft De Vree met een Fullbright Fellowship aan de | |||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||
universiteit van Iowa. Hij neemt er deel aan de International Writers' Workshop onder leiding van de Amerikaanse auteur Paul Engle. In 1975 schrijft hij over die ervaring de gedichtencyclus ‘Iowa City’, die hij opneemt in zijn bundel Steden en sentimenten. In 1969 publiceert De Vree onder het pseudoniem Marie-Claire de Jonghe twee dichtbundels: Jaja, gericht tegen het Vlaams-nationalisme en de Vlaamse taboes, en De lemen liefde, over een hartstochtelijke lesbische liefde. Over Jaja schrijft Martin Hartkamp in nr c Handelsblad van 21 maart 1969: ‘De rijpheid en de dikwijls opvallende kwaliteit van deze poezie doen meer vermoeden dan een debutant(e). Als ik mij niet sterk vergis, hebben we hier een cause célèbre van dezelfde orde als Histoire d'O, dat in Frankrijk en daarbuiten de gemoederen nog altijd bezighoudt’. Hartkamp meent achter het pseudoniem Hugo Claus te herkennen. Hij baseert zich daarvoor op ‘verbijsterende parallellen’, vooral wat Claus' anti-flamingantische houding van de voorgaande jaren aangaat, zoals die onder meer tot uiting kwam in zijn gedichtencyclus ‘Suite Flamande’, verschenen in Avenue van oktober 1968. Met Hugo Claus deelt De Vree een voorliefde voor de mystificatie. Onder het pseudoniem 't Gemeen schrijven ze in 1968 samen het anti-Vlaamsnationalistische pamflet Gij Vlaming, gij Vlaams-nationalist. En onder het pseudoniem Conny Couperus publiceren ze in 1985 samen de persiflerende misdaadroman Sneeuwwitje en de leeuwerik van Vlaanderen. De Vree is met de pseudoniemen Marie-Claire de Jonghe en Conny Couperus niet aan zijn proefstuk toe. Al in 1966 publiceert hij onder het pseudoniem Jan Vlaming de erotische James Bond-persiflage 69+1 James Klont. Ironisch is dat De Vree, die zo tuk is op mystificaties, in zijn essay ‘New York-Scherpenheuvel’, verschenen als een aflevering van het literaire tijdschrift Revolver, het postmodernisme probeert te demystificeren.Ga naar eindnoot5. In 1979 publiceert De Vree onder eigen naam nog een ‘spannend’ boek: De erfgenamen van de dood, met een inleiding van Ivo Michiels. Henri-Floris Jespers noemt het ‘een mijlpaal in de evolutie van het “spannende boek” in Vlaanderen’.Ga naar eindnoot6. De heldin van de sleutelroman over politieke machinaties in Zaïre heet Marie-Claire de Jonghe... Net als in Sneeuwwitje en de leeuwerik van Vlaanderen zes jaar later worden in het boek, dixit Ivo Michiels in zijn inleiding, ‘referenties van alle aard opgestapeld: namen die, niet of nauwelijks vervormd, ten overvloede uit het Vlaamse culturele (of politieke of economische) arsenaal zijn geplukt en doorlopend | |||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||
worden toegewezen aan personages, wier beroep of functie in het verhaal juist nièt klopt met wat die naam spontaan oproept, zodat het grapje, in tegenstelling tot de gewone sleutelroman, eigenlijk dubbel werkt’.Ga naar eindnoot7. In zijn inleiding raakt Michiels verder ook nog een van de belangrijkste kenmerken van De Vree's literaire werk aan: zijn voorliefde voor het element spel. ‘Een van de uiterlijke kenmerken van die onverholen neiging tot spelen - kwajongensachtig, cynisch soms, vluchtend ook want in hoge mate kwetsbaar - is zijn zin voor mystificatie’.Ga naar eindnoot8. In 1972 verschijnt De Vree's eerste Nederlandstalige dichtbundel onder eigen naam: Een sneeuwvlok in hel. De met de Prijs der Vlaamse Poëziedagen bekroonde bundel is een fictieve biografie in versvorm van de Britse dichter-magiër Aleister Crowley. Crowley was lid van verschillende occulte organisaties, waaronder de Ordo Templi Orientis, die ook een rol speelt in De erfgenamen van de dood. De Vree's intertekstuele werkwijze, waarbij hij zijn teksten doorspekt met culturele, artistieke, filosofische en andere referenties - wat Henri-Floris Jespers ‘de kunst van de verwijzing’ noemt -, is een ander kenmerk van zijn literaire strategie, die hij gemeen heeft met Hugo Claus.Ga naar eindnoot9. Ook in zijn volgende dichtbundels blijft De Vree het concept van het biografische gedicht hanteren. Hij publiceert ze meestal in de vorm van lang uitgewerkte cycli. In de bundel De dodenklas neemt hij zo cycli op over D.A.F. de Sade, Isidore Ducasse (bekend onder zijn pseudoniem Comte de Lautréamont), Hugues C. Pernath, Marcel Broodthaers en Charlie Parker. In de bundel Moravagine of de vervloeking komen dan weer cycli voor over Fernand Khnopff en Jan Cox. Naast biografische gedichten schrijft De Vree ook reisgedichten. Net als zijn biografische gedichten schrijft hij ze altijd uit in de vorm van cycli. Steden en sentimenten bevat naast de al eerder genoemde cyclus ‘Iowa City’ ook nog reisgedichten over Gozo (één van de drie bewoonde eilanden die deel uitmaken van de eilandengroep Malta en een geliefkoosde vakantieplek van De Vree) en Venetië. De bundels Moravagine of de vervloeking en Drie ogen zo blauw tellen op hun beurt cycli over Mexico, Tos-cane en Griekenland. Vaak zijn deze reisgedichten het gevolg van reizen die De Vree beroepshalve maakt. Soms vinden die reizen ook hun neerslag in prozaboeken en brochures. Zo geeft De Vree samen met Hugo Claus in de reeks brt-brochures Mexico vandaag: land van Posada uit, de herschreven neerslag van gesprekkken en interviews die De Vree en Claus in januari 1981 in Mexico hebben voor de openbare omroep en die | |||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||
uitgezonden worden in de reeks Mexico Vandaag, in achttien uitzendingen van zestig minuten. In dezelfde reeks brt-brochures publiceert De Vree in 1984 samen met radiocollega Johan Thielemans Chicago! Naast reguliere dichtbundels laat De Vree ook tal van (semi)bibliofiele uitgaven met poëzie van hem verschijnen. Vaak gaat het om samenwerkingen met beeldend kunstenaars met wie hij bevriend is. Als een aflevering van Revolver verschijnt in 1999 de bundel Erepark, geïllustreerd door Michael Bastow. De abonnee-exemplaren bevatten een genummerde en gesigneerde linosnede van de kunstenaar. Andere bibliofiele bundels in samenwerking met beeldend kunstenaars zijn onder meer Alsof zij niets wasGa naar eindnoot10., LupanarGa naar eindnoot11. en Onde ConvergenteGa naar eindnoot12.. In 1973 verschijnt de eerste en enige essaybundel van De Vree: Rita Renoir, enz. De bundel bevat ruim dertig opstellen, recensies en essays over uiteenlopende kunstenaars en figuren als Lenny Bruce, Guillaume Apollinaire, Antonin Artaud, Georges Bataille, Gerard Walschap, Jerzy Kosinski en William S. Burroughs. Jeroen Brouwers vindt het De Vree's beste boek: ‘een verzameling zeer persoonlijke, soms wat brommerige essays, beschouwingen en overpeinzingen over de cultuur, inzonderheid de literatuur uit die jaren’.Ga naar eindnoot13. Zelf schrijft De Vree in het ‘Vooraf’ van de bundel: ‘Wat mij in de kultuur boeit is de vonk van het unieke menselijke brein, een brein dat alle kanten opkan, van Bachs sonore bouwwerken naar Andy Warhols schijnbare onpersoonlijkheid’.Ga naar eindnoot14. Brouwers noemt De Vree in zijn opstel dan ook niet voor niets ‘zeer belezen en veelzijdig, rusteloos op zoek naar de noemer waaronder hij alles kon rangschikken wat toen plaatsvond’.Ga naar eindnoot15. In 1975 laat De Vree Beleggen en beliegen: veilig moderne kunst kopen verschijnen. Volgens de achterflap geeft het boek ‘tips over het aanschouwen van moderne kunst, het verzamelen en aankopen ervan, en brengt (het) daarnaast heerlijke borrelpraat over verzamelaars, veilingen, kunstenaars, galerieën en kunstcritici’. De publicatie veroorzaakt de nodige deining in de Vlaamse kunstwereld, die zich in haar hemd gezet voelt. Maar als gewaardeerd kunstcriticus en tentoonstellingsmaker is De Vree als geen ander goed geplaatst om de kunsthandel op de korrel te nemen. Als kunstcriticus is hij verbonden aan de Association Internationale des Critiques d'Art (aica), waarvan de hoofdzetel gevestigd is in Parijs. Van de Belgische Vereniging voor Kunstcritici (bvkc)/Association Belge des Critiques d'Art (abca) is hij van 1987 tot 1992 de voorzitter. Vanaf het midden van de jaren zeventig verschijnen er van De Vree in | |||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||
hoog tempo essays in boekvorm en monografieën over beeldend kunstenaars. Zijn belangstelling gaat daarbij vooral uit naar kunstenaars van de Cobra-beweging. In opdracht van Albert van Wiemeersch van galerie Kunstforum in Schelderode - toentertijd dé Cobra-galerie in Vlaanderen - schrijft hij monografieën over Pierre Alechinsky, Zao Wou-Ki, Constant, Karel Appel, Jan Cremer en Etienne Desmet. Voor andere opdrachtgevers schrijft hij monografieën over onder meer Marcel Broodthaers, Maurice Wyckaert, Günther Uecker, Jan Vanriet, Roland Topor en Jef Verheyen. Maar ook artikelen en catalogusteksten over Enrico Baj, Fernando Botero, Paul van Hoeydonck, Asger Jorn, Daniel Spoerri en Andy Warhol zien het licht. Alleen al voor het maandblad Kunst & Cultuur van het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel schrijft hij talloze bijdragen. En voor het in 1984 door de dichter en essayist Herman de Coninck opgerichte Nieuw Wereldtijdschrift stelt hij in de beginjaren portfolio's samen over toentertijd in het Nederlandse taalgebied nagenoeg onbekende kunstenaars als Robert Knight, John Davies, Mandy Havers, Jo Bondy en Louis Le Brocquy. Vanaf het einde van de jaren vijftig tot aan zijn dood is De Vree bijzonder actief als publicist voor diverse Vlaamse, Nederlandse en internationale dagbladen en literaire en cultureel-artistieke tijdschriften. Zo is hij enkele jaren verbonden aan nrc Handelsblad, alsook aan de Vlaamse krant Vooruit. In zijn laatste levensjaren schrijft hij voor de boekenrubriek van De Tijd onder de titel ‘De klassieker’ beschouwingen over literatuur en schrijvers. Als redacteur is hij verbonden aan de tijdschriften Hoos, Nul en De Tafelronde. Maar hij publiceert ook in onder meer Het Kahier, Gard Sivik, Randstad, Bok, Phantomas, Nieuw Vlaams Tijdschrift, Podium, Maatstaf, Hollands Maandblad, Avenue, Gedicht, Vlaanderen, Revolver, Het Moment en De Brakke Hond. In de lente van 1977 richten Marie-Claire Nuyens, Marc Verstockt en Hugo Claus samen de bibliofiele uitgeverij Ziggurat op, die zal blijven bestaan tot 1986. De Vree, wiens functie als producer bij de brt onverenigbaar is met die van mede-oprichter, neemt de dagelijkse leiding van de uitgeverij op zich en zorgt voor de contacten. Ziggurat brengt in de amper tien jaar van zijn bestaan drieëntwintig ‘bibliofiele uitgaven en kunstobjecten in een internationale optiek’ uit. De teksten zijn van de hand van Vlaamse, Franstalig-Belgische en Nederlandse schrijvers, dichters en essayisten als Hugo Claus, Willem Frederik Hermans, Ivo Michiels, Claude C. Krijgelmans, Sybren Polet, Christian Dotre- | |||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||
mont en De Vree zelf. De bijbehorende litho's, zeefdrukken, logogrammen, tekeningen, aquarellen en etsen worden verzorgd door onder meer Hugo Claus, Roland Topor, Marc Verstockt, Pierre Alechinsky, Pjeroo Roobjee, Roel D'Haese, Sylvia Kristel en Paul van Hoeydonck. Jeroen Brouwers, die in 1980 met zijn door Roger Wittevrongel met vier etsen geïllustreerde luister- en televisiespel Zonder onderschriften zelf een onderkomen vindt in het fonds, schrijft over de uitgaven van Ziggurat dat het ‘stuk voor stuk exquise uitgaven, juwelen van boekdrukkunst’ zijn.Ga naar eindnoot16. Op 20 mei 2000 opent in boekenantiquariaat Demian in Antwerpen een tentoonstelling van alle Zigguratuitgaven. Ter gelegenheid daarvan verschijnt een door De Vree geschreven catalogus in een oplage van 250 exemplaren, waarvan elk exemplaar door de auteur voorzien wordt van een handgeschreven titel in zilver. Alomtegenwoordig in de reeks Zigguratuitgaven zijn Hugo Claus en Willem Frederik Hermans, niet toevallig twee schrijvers met wie De Vree gedurende tientallen jaren innig bevriend is geweest. Aan beiden wijdt hij talloze essays, artikelen, radioprogramma's, interviews en biografische teksten. Jarenlang werkt hij ook aan een biografie van Hugo Claus voor uitgeverij De Bezige Bij. Het boek wordt meermaals aangekondigd in de pers, maar kan door enkele compromitterende passages over het privéleven van Claus' toenmalige echtgenote Elly Overzier, van wie de schrijver dan weliswaar al sinds 1969 gescheiden leeft, uiteindelijk niet verschijnen. In 1976 stelt De Vree voor de Profielreeks van uitgeverij Manteau wel een deeltje samen over Claus met biografische, bibliografische, beschouwelijke en documentaire gegevens door diverse auteurs. En in 1984 stelt hij voor het literaire tijdschrift Bzzlletin een themanummer samen over Claus, met onder meer drie bijdragen van hemzelf. Een keuze uit de poëzie van Claus door De Vree verschijnt in 1990 in de reeks ‘Dichters van nu’ bij het Gentse Poëziecentrum. En samen met Daan Cartens brengt De Vree in 1991 Het spiegelpaleis van Hugo Claus uit, een bundel met zestien bijdragen van en over de schrijver. De Vree werkt daarnaast ook mee aan Het teken van de ram, een reeks bijdragen in boekvorm tot de Claus-studie van het ‘Studie- en documentatiecentrum Hugo Claus’ van de Universiteit Antwerpen, waarin tot nog toe vier delen zijn verschenen. De Vree maakt er onder het hoofdredacteurschap van literatuurwetenschapper Georges Wildemeersch deel uit van de redactie. Met Claus heeft De Vree niet alleen een gedeelde voorliefde voor intertekstualiteit als literair procedé gemeen, maar ook een hang naar ma- | |||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||
niërisme, met als voornaamste kenmerken een gekunstelde woordenschat, geleerde toespelingen op de antieke mythologie, een veelvuldig gebruik van retorische procedés, vergezochte beeldspraak en een complexe en overladen zinsbouw. De Vree leert Willem Frederik Hermans kennen in de woning van de schrijver Gust Gils in 1962. Er ontstaat al spoedig een vriendschap tussen beide mannen, die na Hermans' dood in 1995 resulteert in De aardigste man ter wereld, geen biografie maar een overvloedig geïllustreerd liber amicorum, bestaande uit De Vree's herinneringen aan de schrijver. Het boek wordt op gemengde reacties onthaald. Auteur Christophe Vekeman vindt dat ‘het boek te veel te bieden (heeft) om nog verder te trachten de grote waarde ervan in eigen woorden te vatten: elke poging hiertoe zou bij voorbaat tot falen gedoemd zijn’.Ga naar eindnoot17. Criticus Bart Vanegeren is een andere mening toegedaan. Hij noemt het boek ‘een structuurloos rommeltje zonder weerga’.Ga naar eindnoot18. In 1985 stelt De Vree samen met Daan Cartens een aan Hermans gewijd themanummer samen van Bzzlletin. Vanaf 1967 al laat De Vree Hermans ook meewerken aan zijn radioprogramma's, en dat zal hij blijven doen tot kort voor Hermans' dood. Eén uitzending is geheel gewijd aan Hermans' roman De tranen der acacia's. Diverse van De Vree's opnamen met Hermans worden later door de vpro overgenomen. De Vree schrijft daarnaast ook uitvoerige analyses van Hermans' romans Nooit meer slapen en De God Denkbaar Denkbaar de God. De Vree en Hermans delen een voorliefde voor surrealistische schrijvers en beeldend kunstenaars. Hun belangstelling gaat dienaangaande vooral uit naar de collagevorm. In het voetspoor van Hermans waagt De Vree zich ook aan het maken van collages. Hij past het collage-procedé eveneens toe in zijn radiowerk, bijvoorbeeld in zijn productie van het luisterspel Apollinaire: A Pollen in the Air, een geluidscollage in verschillende talen. Jean-Pierre Rondas, een ex-collega bij radio Klara, noemt De Vree naar aanleiding van zijn overlijden niet voor niets ‘in zijn radio- en dichtwerk een montage-/collageman’.Ga naar eindnoot19. Van 27 oktober tot en met 1 december 2007 vindt bij boekhandel Demian een huldetentoonstelling rond De Vree plaats onder de titel Antiquaire du Surréalisme. Die titel verwijst naar een houten paneel met hetzelfde opschrift dat De Vree begin jaren zestig liet vervaardigen. Op de tentoonstelling is veel uniek materiaal te zien, naast andere parafernalia. René Franken van Demian brengt er een catalogus bij uit in een oplage | |||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||
van 300 exemplaren, waarin het werk van De Vree wordt geïnventariseerd en toegelicht. Begin jaren negentig begint De Vree een latrelatie met de Nederlandse actrice en beeldend kunstenares Sylvia Kristel, die duurt tot De Vree's overlijden. Kristel wijdt in haar autobiografie Naakt enkele bladzijden aan hem.Ga naar eindnoot20. De Vree's asse wordt begraven op het Ereperk van de Antwerpse begraafplaats Schoonselhof, waar tal van kunstenaars begraven liggen. Zijn graf bevindt zich naast dat van Gust Gils. Op zijn zerk prijkt een gedicht van Ezra Pound: ‘What thou lovest well remains,
the rest is dross
What thou lovest well shall not be
reft from thee’
(Cantos 81)
Weinig anderen vatten De Vree's complexe en lucide artistieke persoonlijkheid zo treffend samen als Christophe Vekeman: ‘nooit gaf hij zich zo bloot als wanneer hij een rol speelde, nooit was hij zozeer zichzelf als wanneer hij een ander neerzette, nooit toonde hij zich in zo vol ornaat als wanneer hijzelf afwezig was. Vaak onder pseudoniem (...) schreef hij bij voorkeur over zichzelf door over anderen te schrijven met wie hij zich kon identificeren, al was het maar omdat ook zíj een masker droegen. (...) De voorliefde van Freddy De Vree voor mystificatie en maskerade ontstijgt (...) de persoonlijke problematiek, waarin zij wellicht haar wortels had: zelfs als hij naar zijn navel staarde, of naar de navels van zijn idolen, zag hij wel degelijk de hele wereld en vertelde hij iets over wat hem toescheen als het essentiële wezen ervan en over de onvermijdelijke positie van de mens erin.’Ga naar eindnoot21. patrick auwelaert
Met dank aan Marie-Claire Nuyens en René Franken. | |||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||
Voornaamste geschriftenPoëzie
| |||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||
| |||||||||||
Proza
| |||||||||||
Beschouwingen
| |||||||||||
Monografieën
| |||||||||||
Mystificaties
|
|