Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2009-2010
(2011)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |||||
Hendrik Cornelis Landheer
| |||||
[pagina 179]
| |||||
leer van het Dialect van Overflakkee. Een boek van 88 bladzijden, dat hij om financiële redenen, zoals hij verklaart in de hierna te noemen handelseditie, beknopt had moeten houden. Het dagblad Trouw van 10 juli 1951 deed verslag van deze promotie op een wijze die we in onze dagen niet meer kennen, wat het de moeite waard maakt om het hier uitvoerig te citeren:
‘Aan de Rijksuniversiteit te Leiden had de promotie plaats van de heer H.C. Landheer uit Ooltgensplaat tot doctor in letteren en wijsbegeerte. Hij schreef een dissertatie over “Klank- en vormleer van het dialect van Overflakkee”. Aan het proefschrift had de heer Landheer 13 stellingen toegevoegd. In de senaatszitting waren, behalve de vele familieleden van de jonge doctor, 13 professoren aanwezig. Hieronder bevonden zich de rector-magnificus, prof. dr. S.T. Bok, hoogleraar in de faculteit der geneeskunde, en de promotor, prof. dr. G.G. Kloeke. Als paranymphen fungeerden mr. Chr. Landheer te 's-Gravenhage en de heer B. Endenburg te Leiden. In deze zitting, die 2 uur duurde, opponeerden vier professoren. De promotor, prof. Kloeke, sprak zijn grote bewondering uit over het belangrijke proefschrift. Zelden komt een promotie voor, waarbij het dialect als onderwerp is gekozen. Deze studie is ingewikkelder dan de moderne talen. Namens de Culturele Commissie van de Flakkeese Gemeenschap was aanwezig burgemeester Chr. van Hofwegen uit Nieuwe-Tonge. Onder de talrijke telegrafische gelukwensen was er een van burgemeester Rijnders uit Middelharnis, in zijn kwaliteit als voorzitter der Flakkeese Gemeenschap.’
Ook het katholieke dagblad De Tijd besteedde in de editie van 25 juli 1951 uitvoerig aandacht aan dit proefschrift: ‘Het dialect van Overflakkee lijkt op het eerste gehoor geen bijster belangwekkende aangelegenheid, behalve dan voor iemand die als H.C. Landheer de kans ziet, het zo te beschrijven, dat hij er doctor in de letteren mee wordt. Zijn proefschrift, uitgegeven bij Van Gorcum en Co. te Assen, behelst echter een aantal wetenswaardigheden die ook de niet-specialist met genoegen zal vernemen.’ De recensent besluit met: ‘De waarde van het geschrift wordt door bovenstaande ontleningen en opmerkingen niet bepaald, maar een echte bespreking hoort eerder in een vakblad thuis.’ In 1955 verscheen de uitgebreide, in het proefschrift al aangekondig- | |||||
[pagina 180]
| |||||
de handelseditie: Het Dialect van Overflakkee. Met een vocabularium.Ga naar eindnoot2. Deze uitgave was mogelijk gemaakt door royale financiële ondersteuning van zowel zwo als de stichting ‘De Flakkeesche Gemeenschap’ en van het Wetenschappelijk Genootschap voor Goeree en Overflakkee. Dit boek telt maar liefst xxvi en 285 bladzijden. Nieuw zijn de paragrafen over bijwoorden en voorzetsels, de hoofdstukken syntaxis en de plaatsbepaling van het Flakkees binnen de omringende dialecten en het vocabularium. Landheers proefschrift en de uitgebreide handelseditie zijn in vakkringen zeer positief ontvangen. Het proefschrift werd besproken door A. Weijnen in Taal en Tongval, door Jo Daan in Levende Talen, en door C.B. van Haeringen in De Nieuwe Taalgids.Ga naar eindnoot3. Zowel Jo Daan als Van Haeringen bespreken het samen met de Nijmeegse dissertatie van F.J.P. Peeters, Het klankkarakter van het Venloos (Nijmegen 1951), een wat de methode betreft voor die tijd zeer moderne studie, terwijl Landheer zelf zijn werk karakteriseert als ‘ouderwets’. Beide recensenten spreken liever van een gedegen historisch-germanistisch ingerichte grammatica, waarin bovendien een aantal fonemen wordt behandeld. Ook Weijnen is in zijn uitvoerige bespreking zeer positief en besteedt aan een aantal punten, vooral wat de Brabantse invloed op het Flakkees betreft, kritische aandacht. Ook de uitgebreide handelseditie werd positief ontvangen. Men heeft grote waardering voor de toegevoegde paragrafen, hoofdstukken en vooral ook voor het vocabularium, dat weliswaar een idioticon is, maar dat wordt aangevuld door een uitvoerig ‘Alfabetisch register van Nederlandse woorden’, zodat ook de woordenschat die aan de orde kwam buiten het vocabularium gemakkelijk te vinden is. Anders dan zijn collega-neerlandicus Adriaan de VinGa naar eindnoot4. - die ook bij Kloeke promoveerde en wiens proefschrift niet alleen eveneens verscheen in de reeks ‘Taalkundige Bijdragen van Noord en Zuid’, maar wat de opbouw en inrichting ervan betreft bijna identiek is, waarvan ook later (maar dan veel later) het in het vooruitzicht gestelde vocabularium verscheen - heeft Landheer zich in zijn verdere carrière volledig aan het onderwijs gewijd. Samen met de Gorinchemse archivaris A.J. Busch, gaf hij in 1983 een boek uit over de geschiedenis van het klassiek onderwijs in Gorinchem: Latijnse School en Gymnasium: Klassiek onderwijs in Gorinchem vanaf 1600 (Gorinchem, Stichting Merewade 1983). Met zijn studies over het Flakkees dialect, zo'n belangrijke schakel tussen Noord en Zuid, verwierf Dr. Landheer zich een blijvende plaats in de Nederlandse dialectologie. Uitgesproken modern tenslotte is wat hij | |||||
[pagina 181]
| |||||
in zijn eerste stelling poneert: ‘Het is wenselijk, dat de dialectbeschrijver zich niet enkel beperkt tot de gebruikelijke klank- en vormleer, maar ook aandacht schenkt aan de studie van de syntaxis van het dialect’. Nog in 1991 typeerde dr. Marinel Gerritsen dialectsyntaxis als ‘de cinderella van de dialectgeografie’.Ga naar eindnoot5. jan berns | |||||
Voornaamste geschriften
|
|