midden in het leven stond, volop actief was en nog veel plannen had.
Corry Hogetoorn groeide op in de Amsterdamse Spuistraat, waar haar vader een melkwinkeltje had. Ze behaalde in 1953 haar diploma hbs-b, en bereidde zich gedurende twee jaar voor op het staatsexamen, omdat ze graag Frans wilde studeren. Zij kreeg onder meer bijles klassieke talen. Ze combineerde het tweede voorbereidende jaar voor het staatsexamen met het eerste jaar Frans aan de Universiteit van Amsterdam en slaagde voor het staatsexamen door enorm hard te werken.
Tijdens haar studie was ze organisator van bijeenkomsten van vrouwelijke studenten Frans en participeerde ze actief in een studenten-toneelgroep. Ze specialiseerde zich uiteindelijk op het terrein van de middeleeuwse Franse en Occitaanse literatuur. Ten tijde van haar overlijden was zij een van de weinige kenners van de Occitaanse literatuur en cultuur in Nederland. Aan de Universiteit van Amsterdam kreeg zij onder andere les van de Zwitser Paul Zumthor, specialist op het terrein van de Arturliteratuur, die zij zeer bewonderde en die haar grote liefde voor Arturteksten heeft aangewakkerd. Eind jaren '50 studeerde ze af, en na een bijbaantje bij De Volkskrant waar ze de correspondentie met Frankrijk verzorgde, vertrok ze naar Utrecht waar ze een baan als universitair docente accepteerde.
In de jaren zestig tot negentig was ze verbonden aan de opleiding Franse Taal en Cultuur van de Universiteit van Utrecht, waar zij met veel enthousiasme en eigenzinnigheid vele mediëvisten, niet alleen romanisten, maar ook keltologen, historici en met name medio-neerlandici heeft onderwezen in de Oudfranse taal en literatuur. Zij leerde hen onder andere Chrétien de Troyes, Marie de France, de Troubadourlyriek en Christine de Pizan begrijpen.
Haar colleges blonken, zo is mij door oud-studenten verteld, niet altijd uit door georganiseerdheid, maar iedereen die les van haar had, raakte onmiddellijk onder de indruk van haar grote belezenheid en van haar liefde voor de teksten en de taal waarin ze geschreven waren. Aan de Universiteit van Utrecht begeleidde zij haar studenten op een intensieve en zeer persoonlijke manier, en met velen van hen is zij tot aan haar dood bevriend gebleven.
Ook modern Frans was een specialiteit van haar. Jarenlang gaf zij enkele collega's van de afdeling Middelnederlandse letterkunde les in Franse conversatie, op vrijdagmiddag; zij noemde het groepje FransTrans, naar het gebouw waarin de lessen plaatsvonden. Het lesuur liep altijd uit