Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2009-2010
(2011)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| ||||||
Johannes Petrus Gerardus Heersche
| ||||||
[pagina 150]
| ||||||
kooper zijn leermeester in de syntaxis en A.A. Weijnen die in de dialectologie was. Paardekooper eerde hij in 2003 met een helder overzicht inzake de betekenis van deze linguïst als beschrijver van de syntaxis: ‘Het werk van P.C. Paardekooper. Terminologische vernieuwingen in de syntaxis’.Ga naar eindnoot1. In dit artikel legt Heersche het accent op de talrijke taalkundige termen die Paardekooper aan de bestaande syntactische terminologie toevoegt: ‘Soms zijn het preciseringen van al bestaande termen, zoals voorbepaling en nabepaling, soms zijn ze helemaal nieuw, zoals vd-patroon en reeksvormen.’ Heersche onderstreept in dit artikel Paardekoopers grote betekenis voor het onderwijs in de syntaxis zoals dat tenminste twee generaties studenten en scholieren in Nederland en Vlaanderen heeft gevormd. In 1972 behaalde hij aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen het doctoraaldiploma Nederlandse taal- en letterkunde. Sinds 1966 tot aan zijn pensionering doceerde hij aan verschillende vestigingen van de Katholieke Leergangen, later Fontys Hogescholen (Tilburg, Sittard, Hengelo), syntaxis, diachrone taalkunde en filologie. Daarnaast was hij jarenlang verbonden aan de opleiding Nederlands mo-a van de Koninklijke pbna te Arnhem. Vele jaren was hij actief als lid van de staatsexamencommissie Nederlands m.o. In 1991 promoveerde hij onder leiding van Leopold Peeters aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift Syntactische verschijnselen in het Vroegmiddelnederlands. Een onderzoek naar de bouw van begin- en eindgroep in Vroegmiddelnederlands ambtelijk proza. Deze dissertatie is gebaseerd op het zogenaamde Corpus Gysseling, en wel op circa 12.000 aselect gekozen bijzinnen, dat wil zeggen ongeveer een derde van het hele corpus. Heersche onderzoekt daarin enkele syntactische verschijnselen in het Vroegmiddelnederlands, en wel de volgorde van de zinsdelen aan het begin en het einde van bepaalde typen bijzinnen. Voor zijn methodiek van beschrijving bouwt Heersche voort op de plaatscategoriale benadering van zijn leermeester Paardekooper. Deze leert dat in het moderne Standaardnederlands in bijzinnen die door een betrekkelijk, een vragend of een onderschikkend voegwoord worden ingeleid, zowel de zinsdelen aan het begin als die aan het einde in een vrijwel vaste volgorde staan. Heersche laat zien dat in het vroegste Nederlands zulke vaste structuren eveneens aanwezig zijn. Zijn dissertatie bevat een rijke en met grote discipline uitgewerkte materiaalverzameling uit de vroegste overgeleverde fase van het Nederlands. Zijn aanpak kan dienen als voorbeeld voor ver- | ||||||
[pagina 151]
| ||||||
der syntactisch onderzoek van het Middelnederlands en latere fasen van onze taal.. Jan Heersche was naast volijverig kamergeleerde een behulpzaam onderwijsman, die altijd open stond én altijd tijd had voor zijn studenten. Jarenlang heeft hij als studieleider van de grote mo-b-opleiding in Tilburg oog en oor gehad voor collega's, maar vooral voor studenten. Om blijk te geven van zijn betrokkenheid bij het wel en wee van de studenten schuwde hij zware middelen niet. Zo gebeurde het herhaaldelijk dat hij onaangekondigd en onverhoeds het lokaal betrad waarin juist een collega college stond te geven in welk vak dan ook. Zonder op de collega of diens betoog acht te slaan stapte hij dan op een student af, bijvoorbeeld om hem persoonlijk in kennis te stellen van het resultaat van een tentamen. Als toegewijd filoloog en etymoloog werd hij door vakbroeders en -zusters met grote regelmaat geraadpleegd, zelden vergeefs, zoals moge blijken uit de soms hartverwarmende bijdragen in het Liber amicorum oft vrindenboeck by 'thenengaen van den doorluchten heere ende taelmeester Jan Heersche, dat zijn collega's hem bij zijn afscheid in 1999 hebben aangeboden. Hijzelf raadpleegde vrijwel dagelijks het wnt, hij had in zijn ruime studeervertrek deze imposante boekenreeks onder handbereik geplaatst. Zijn kwaliteiten als onderwijsman vonden onder andere hun weerslag in de taalkundige scripties die hij zorgzaam begeleidde, verder in een voor studenten nuttige syntaxis - uiteraard gebaseerd op de methode Paardekooper - en in een woordenboek (in samenwerking met H.M. Hermkens) van Middelnederlandse en zeventiende-eeuwse woorden waarvan de betekenis door de studenten niet zonder meer wordt herkend: Woordenschat. Jan Heersche had veel weg van een verstrooide professor, maar dat liet onverlet dat hij een aimabel mens was met een groot sociaal hart. Hij beschikte over een droge humor die vaak ironisch was, soms spits en scherp, maar die altijd mensen tot hem toeliet. Ook in het dorp Hilvarenbeek, waar hij ruim dertig jaar woonde, was hij een gezien persoon. Hij was vaste gast én kracht bij de Heemkundige kring, waarvan zijn vrouw Corrie Cramer enige jaren voorzitter was, en bij de Stichting Tussen Hemel en Aarde, die culturele banden aanknoopte ‘over de meet’, dat wil zeggen over de grens met onze zuiderburen. Hij had een scherp oog voor mensen, van wie hij velen fotografisch vastlegde. In het dorp zag men hem meestal gewapend met een fototoestel van steeds het voor de tijd meest geavanceerde type. Zo ook met carnaval, waar hij met liefde en | ||||||
[pagina 152]
| ||||||
goed gevoel voor het feestelijk karakter van dit evenement vrolijk uitgedoste mensen en carnavaleske situaties vastlegde. Hij trad op als hoffotograaf van de Pezerikken - wat een pezerik is, moet de lezer van dit levensbericht maar eens opzoeken, mocht hem het woord weinig zeggen -, de stichting die in Hilvarenbeek het openbare carnaval organiseert, en was steeds prominent aanwezig op de feestelijke zittingen van deze stichting (Aawmeutenaovond, Liekesfist) en de carnavalsdagen zelf, vooral tijdens de opstoet. De laatste vier jaar van zijn leven mocht hij niet meer doorbrengen in zijn geliefde Hilvarenbeek, maar verbleef hij in het verpleegtehuis St.-Elisabeth te Goirle, nadat hij vóór zijn woning ongelukkig ten val was gekomen en deze val met een fatale dwarslaesie had moeten bekopen. Het aanvankelijke plan om samen met zijn echtgenote in de omgeving van het verpleegtehuis een appartement te betrekken werd doorkruist door Corries dood in 2006. In het verpleegtehuis bleef Jan de aimabele kamergeleerde die nooit klaagde en op de vraag, ‘Hoe gaat het, Jan?’, steevast antwoordde: ‘Goed,’ en hij meende het. Het tehuis kende immers vele bewoners die er in zijn beleving aanmerkelijk slechter aan toe waren dan hij. Als ik hem aankondigde binnenkort de jaarvergadering van de Maatschappij te gaan bezoeken, vroeg hij me altijd de groeten over te brengen aan hen die hij zo goed gekend had en die hij ook zo miste. In de week na de vergadering verwachtte hij mij voor een nabeschouwing. Jan Heersche was tevens tot het allerlaatste toe volijverig lid van een zeer actieve afdeling van het Klassiek Verbond (onder meer bekend van het tijdschrift Hermeneus). Zelfs in het verpleegtehuis bleef hij de geleerde die er plezier in had om zijn geest te wetten met het vertalen van Latijnse en vooral Griekse klassieke literaire teksten, totdat het langdurig onbeweeglijk liggen in zijn lichaam pijnlijke wonden sloeg. Maar desondanks bleef hij ‘zonder klagen, blij met wat hij nog kon en content met de zorg die hij kreeg’, zoals dat op zijn gedachtenisprentje staat afgedrukt. Op 25 september 2009 stierf hij zoals hij de laatste jaren geleefd had: blijmoedig, dankbaar en met overgave. Harrie Hermkens heeft bij zijn crematie met warmte het woord gevoerd. Zijn toespraak eindigde als volgt: ‘Jan Heersche ging volledig op in zijn vak, hij was een rasdocent. Maar hij ging wel eens aan allerlei realiteiten voorbij. Niet aan de belangen van zijn studenten. Hij stond altijd voor hen klaar, hij was goed voor hen, volgens sommige collega's te goed! Persoonlijk herdenk ik hem als de collega die onvoorwaardelijk | ||||||
[pagina 153]
| ||||||
hulp bood als je erom vroeg. Ik heb nauw met hem mogen samenwerken, als collega-docent en als co-auteur. Hij was bedreven in de omgang met de computer. Daar heb ik gebruik van mogen maken bij de uitgave van teksten. Zonder bezwaar schakelde hij zijn tekstverwerker in ten dienste van anderen, zonder iets terug te vragen. Hij vond dat vanzelfsprekend. Jan, we zullen je met warme gevoelens gedenken’. bob duijvestijn
Met dank aan Ton Smulders en Harrie Hermkens, die beiden Jan Heersche zoveel beter hebben gekend dan ik. | ||||||
Voornaamste publicaties
| ||||||
[pagina 154]
| ||||||
Recensies
|
|