Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2007-2008
(2009)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| ||||||||||||
Gilbert Leon Cornelius Vanheste
| ||||||||||||
Jeugd: geluk en onttovering, vorming en verzetBert Vanheste wordt op 6 november 1937 in Pervijze, West-Vlaanderen geboren in een katholiek gezin. De aanwezigheid van de kerk in de West- | ||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||
hoek van Vlaanderen is dominant. Voelde men de gesel van Rome thuis al niet, dan toch zeker op de scholen die werden bezocht. In zijn in 1988 verschenen roman Eeuwig en drie dagen schetst hij onder meer een aangrijpend beeld van de worsteling om onder dit Roomse gezag uit te komen.Ga naar eindnoot2 De kiemcel van verzet die hij als sensitief kind al voelde, is later de motor om de wereld in te gaan en zijn eigen waarheid te zoeken. Een zoektocht die nooit ophoudt en die naarmate hij ouder wordt, neergeslagen in zijn wetenschappelijk en literair werk, getuigt van een toenemend inzicht in de complexiteit van de werkelijkheid. Zijn vroege kinderjaren beschrijft hij als paradijselijk. Kort daarna, in 1942, verhuist het gezin naar ‘het dorp, dat ik later met gemengde gevoelens Paradijsegem zou noemen’ en waar ‘de twintigjarige onttovering begon.’Ga naar eindnoot3 Op de lagere gemeenteschool geniet hij van de eerste openbaringen van de voor hem zo wondere wereld van de literatuur. Tegelijk echter ervaart hij de eerste barsten in zijn paradijselijke wereld. De brave verhalen die meneer pastoor vertelt, kloppen niet met wat de hoofdpersoon uit Levertranen óók van hem ziet en hoort. De dreigende woorden van de pastoor over hel en verdoemenis lijken niet te passen bij het aangeboren rechtvaardigheidsgevoel van de kleine Vanheste. Gelukkig komt hij tijdens zijn kinder- en jeugdjaren steeds met mensen in aanraking die de alom aanwezige clerustaal relativeren op grond van hun eigen ervaringen, nuchter verstand of op grond van kennis die vaak is opgedaan in de betere wereldliteratuur. Zijn moeder, de onderwijzer Dury en een oom, ze zijn even zo vele bondgenoten en gidsen naar een grotere, onttoverde werkelijkheid. En die lijkt te beginnen op de middelbare school. Met zijn oom fietst hij voor het eerst naar die middelbare school in Nieuwpoort, met de zekere wens om wielrenner te worden. Zijn oom heeft echter een heel andere boodschap. Hij brengt de mening van meester Dury (die wel eens bij een van de liberale boeren aan de rand van het dorp kwamGa naar eindnoot4) over aan de directeur van het college en die luidt dat hier een slim kind voor de schoolpoort staat dat zeker de moderne humaniora aankan. De eerste prijs voor goede resultaten (in de vorm van een stapel te vrijzinnige boeken!) is hem dan op de lagere school al toegevallen. Het zal niet de laatste keer zijn: de broodnodige materiële ‘incentives’ helpen hem iedere keer weer op zijn weg naar een andere wereld en verhinderen samen met de hulp van zijn oom, de goede gids, inlijving in het katholieke systeem. Dit beschrijft Vanheste later als: ‘de redding van mijn eigenheid, mijn ziel. Hij hield de toegang tot de ondergrondse bron open. De bron van verzet.’Ga naar eindnoot5 Naar aanleiding | ||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||
van de dood van deze oom uit duizenden komt er een ‘verhaaltje’ uit die zogeheten ondergrondse bron dat goed blijkt te zijn voor een beurs van het Fonds voor Meestbegaafden. Verder studeren is dan geen keuze meer: de weg naar het internaat in Ostende is geplaveid. Maar dat betekent ook dat de weg van de onttovering helemaal moet worden afgelegd, tot het bittere eind. De woede die het als opsluiting ervaren verblijf in het internaat, bij hem opwekt is rechtevenredig aan de literaire verwoording die dat later oplevert. ‘Ellende als voedingsbodem voor opstandigheid.’Ga naar eindnoot6 Niet alleen woede, maar ook kritische zin en het lef om vragen te stellen bij wat hem wordt voorgeschoteld als dé waarheid, behoeden hem voor een verdere loopbaan als priester. In die tijd verschijnen zijn eerste bijdragen aan het leerlingenblad. Hij begint verhalen te schijven. Opnieuw wint hij een prijs, dit keer naar aanleiding van zijn verhaal ‘De dood van een vader,’ geïnspireerd op Erlkönig. De jury constateert ‘een voor zijn leeftijd opmerkelijke betrokkenheid bij het menselijk tekort, ook al klonk er in het idealisme enige schreeuwerigheid door.’Ga naar eindnoot7 In 1956 gaat Vanheste Politieke en Sociale Wetenschappen studeren in Leuven. Niet zozeer omdat hij per sé wil studeren. Eerder is zijn drijfveer om na vier jaar zijn moeder, die voor haar zoon een betere toekomst wil, het diploma te laten zien. Samen met zijn studievriend Godfried ontdekt hij de wereld van de filosofie, de film, de literatuur en de muziek (dankzij een Philips radiootje dat wederom gewonnen werd). Het existentialisme van Sartre en Camus geeft hem ‘hoe klein ook de hoop dat ik mijn leven voor me zelf en een handvol anderen enige zin kon geven.’Ga naar eindnoot8 | ||||||||||||
Wetenschapper, docent, journalist, schrijverBinnen de gestelde tijd studeert hij met de hoogste kwalificatie af in Leuven en vervult hij twee jaar een baan in Brugge als directiesecretaris van staalfabriek La Brugeoise et Nivelles. In het geheel van zijn ontwikkeling is dit een ietwat merkwaardig uitstapje dat hem echter na de universiteit met de praktijk van het fabrieks- en zakenleven in aanraking brengt. Feitelijk is de ontmoeting met zijn grote liefde het belangrijkste van deze Brugse periode. Het bedrijf biedt hem niet het perspectief dat hij nodig heeft. Omdat er in die tijd een groot lerarentekort bestaat, wordt hij in 1962 leraar Nederlands en geschiedenis op een middelbare school in Ostende. | ||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||
De leraar wordt geboren. Ook dan al zoekt hij zaaltjes op om naast zijn beroepspraktijk lezingen te geven. Hij wordt gedurende twee jaar freelance medewerker van de Nieuwe Linie en schrijft daarin onder de naam Bert Brouwers over politiek en literatuur: de journalist wordt geboren. In 1962 en 1965 verschijnen er twee romans (onder pseudoniem) van zijn hand: de schrijver treedt in de openbaarheid. Het leraarschap biedt hem uiteindelijk te weinig intellectuele bevrediging. Zijn echtgenote oppert de weg van de promotie om uiteindelijk weg te komen van de Middelbare School. Met een Beurs van het Nationaal Fonds voor Welzijn en Onderzoek wordt hij veertien maanden vrijgesteld en hij promoveert binnen de gestelde tijd. In 1971 verschijnt bij Boom zijn proefschrift: Literatuur en Revolutie. Geïnspireerd door de theorieën van George Lukács en Lucien Goldmann komt er een verbinding tot stand tussen zijn studie aan de universiteit en zijn grote liefde voor en kennis van de literatuur. Toch is ook zijn leraarschap een leerschool geweest. Hij ervoer daar aan den lijve de discrepantie tussen de theorieën van Goldmann/Lukács en de leeservaringen van zijn leerlingen. Zijn proefschrift trekt de aandacht van een aantal doctoraalstudenten in Nijmegen die als projectgroep literatuursociologie een docent en begeleider zoeken in dit nieuwe vakgebied. In 1972 wordt hij als hoofddocent aangesteld aan de Katholieke Universiteit, waar rond die tijd bij de sectie Nederlands een revolte onder de studenten begint, waar het merendeel van de zittende professoren en medewerkers geen constructief antwoord op heeft. Inzet is een verandering van de inhoud van de studie Nederlands, die in die jaren honderden studenten per jaar naar de Nijmeegse letterenfaculteit trekt. Een groot aantal van hen kiest voor literatuursociologie, en daarmee voor een doctoraalscriptie bij Vanheste. Op een bepaald moment leidt dat ertoe dat er een soort persoonlijke numerus clausus voor hem moet worden ingesteld, omdat de toeloop niet meer te behappen is. Ondanks het feit dat zijn keuzes, bijvoorbeeld in een benoemingsprocedure, vaak zeer controversieel liggen bij de staf en het hem zelfs bijna zijn baan kost, wordt hij het hart van de sectie Nederlands. Zijn collega's kiezen hem na de meest turbulente periode ‘tot verbijstering van de hoogleraar’Ga naar eindnoot9 tot hun vertegenwoordiger in de sectieraad. Daar waar zijn oude directeur op de Brugeoise et Nivelles hem ooit adviseerde in diplomatieke dienst te gaan, ontpopt hij zich in Nijmegen als diplomaat op een | ||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||
gepolariseerd instituut Nederlands, waar de verhoudingen grondig verstoord zijn geraakt. In die tijd ontwikkelt hij de materialistische literatuurtheorie door tot een unieke wetenschappelijke methode van literatuurbeschouwing: de literaire analyse richt zich op de gevoelens, gedachten en strevingen in het werk en ziet het boek als een uniek antwoord dat de auteur op zijn werkelijkheid geeft. Een werkelijkheid die veelkantig, complex en gelaagd is. Dat is zijn idioom en dat leidt tot een manier van lezen waarbij het boek nooit los staat van de maatschappelijke werkelijkheid, terwijl tegelijk de autonomie van het kunstwerk dat een boek ook is, volstrekt overeind blijft. Hij leert zijn studenten kritisch lezen én bewonderen: denken met het hart. Hij leidt hen met een zacht dwingende blik de wereld van de literatuur binnen. Een wereld die (en dat was in die tijd vernieuwend) het hele spectrum van de massaliteratuur, de jeugdliteratuur en de streekroman tot de door hem bewonderde Vlaamse auteurs als Claus en Boon omvat. Al deze genres en auteurs zijn vanuit de functie die ze voor verschillende groepen lezers vervullen, als object van wetenschappelijke studie het bestuderen waard. Aan het kwalitatief mindere is veel waardevols te ontdekken omdat ook díe boeken geworteld zijn in en functioneren binnen een complexe werkelijkheid. In 1981 resulteert dat in zijn boek: Literatuursociologie. Theorie en methode.Ga naar eindnoot10 Zijn oog voor complexiteit leidt tot diepgaande beschouwingen en tegelijk tot een relativering die echter nooit ontaardt in onverschilligheid. In deze periode wordt de basis gelegd voor tal van publicaties over Vlaamse auteurs als Claus, de Wispelaere, Streuvels en Boon. Met Jos Muyres bezorgt hij Boons memoires en brievenboeken. Maar ook over Nederlanders als Vestdijk, Lucebert en Nescio verschijnen publicaties van zijn hand. Het is absoluut de verdienste van Vanheste dat hij Louis Paul Boon heeft ingebracht in het literair wetenschappelijke discours. In 1982, Kees Fens is net hoogleraar in Nijmegen, organiseert Vanheste een symposium over Mijn kleine Oorlog van Boon. In zijn publicaties en in het begeleiden van promovendi manifesteert hij steeds zijn grote denkkracht en verschaft hij niet alleen Boon maar de Vlaamse letteren in hun volle breedte een blijvende plaats in Nijmegen. Als literatuursocioloog integreert hij de politieke analyse in de literatuurwetenschap. Hij positioneert Boon als communist en socialist en toont daarmee aan wat voor tegenkracht Boon in het katholieke Vlaanderen heeft ondervonden van de verschillende zuilen die tegenover hem stonden. Dit ‘politieke lezen’ zet hij ech- | ||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||
ter nadrukkelijk in om de auteur als groot literator en romanvernieuwer te portretteren. Vanheste zorgt er voor dat Louis Paul Boon serieus bestudeerd wordt en daarmee maakt hij school binnen de Neerlandistiek. Hij levert vele promovendi af en werkt mee aan de traditie van De Kantieke Schoolmeester, het tijdschrift voor de Boonstudie waarin hij samenwerkt met mensen als Paul de Wispelaere, Jos Muyres, Annie van den Oever en Kris Humbeek. Vanheste was een hartstochtelijk spreker, die meestal té veel te vertellen had voor de tijd die hem bemeten was. Het was verbazend hoe zijn stem, die in het persoonlijk contact vrij zacht was, voor een groep als hij doceerde, gevoed door het vuur van zijn betoog, gemaakt leek om de achterste rij van een groot gehoor te bereiken. Behalve als docent is hij geliefd als begeleider. Voor zijn vele doctoraalstudenten en promovendi betekenen de kritische gesprekken met hem verdieping en nuancering. Zijn bemoeienis gaat vaak verder dan het louter functionele. Met menig student, die bij het volwassen worden met te veel persoonlijke problematiek worstelt om wetenschappelijk goed te presteren, loopt hij als mentor een tijdlang mee. Daarbij behoedt zijn mensenkennis en relativeringsvermogen hem meestal voor al te veel medeleven. Met geduld én met aansporingen zet hij menigeen weer op het spoor van daadwerkelijke productiviteit. Wanneer het in de jaren tachtig moeilijk is om als Neerlandicus werk te vinden, organiseert hij bijeenkomsten met oud-studenten om de studenten uit die tijd onverwachte beroepsperspectieven te bieden. Honderden leraren heeft hij opgeleid, maar ook uitgevers, ambtenaren, wetenschappers en schrijvers. De meest turbulente jaren zijn dan voorbij aan de Nijmeegse universiteit. Het democratiseringsproces strandt en een nieuwe generatie studenten, die meer op persoonlijke emancipatie dan op maatschappelijke omwentelingen is gericht, komt naar de universiteit. De enorme aantallen letterenstudenten lopen gestaag terug. Dat schept ook ruimte. En dat is terug te zien in de hoeveelheid publicaties uit dat decennium. In zijn reeds eerder genoemde roman Eeuwig en drie dagen uit 1988 keert de vrouwelijke protagonist rond haar vijftigste levensjaar terug naar haar wortels in West Vlaanderen. Een herwaardering van het nest waar zij vandaan komt en van de vrouwelijke kracht van bijvoorbeeld haar moeder, die meer ondanks dan dankzij de vader zes kinderen grootbrengt. De roman is ook een afrekening met de gepolariseerde sfeer op de universiteit. Het boek wordt door Laurens van Krevelen, destijds directeur van | ||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||
Meulenhoff, per kerende post geschikt geacht voor zijn fonds. Zo vergaat het zijn literaire werk ook steeds. Toch is hij als romanschrijver nooit echt doorgebroken. Het is ook geen gemakkelijk toegankelijke literatuur. Zowel als docent, als essayist en als romancier heeft hij het zijn publiek bewust nooit gemakkelijk willen maken. Wat moeite doen kan geen kwaad, zo meent hij, ook de werkelijkheid is niet simpel. | ||||||||||||
Bruggen bouwen tussen Nijmegen en VlaanderenHet lijkt alsof de herwaardering van zijn Vlaamse wortels ertoe leidt dat hij niet alleen op papier maar ook in zijn activiteiten in de stad Nijmegen, de hervonden verbondenheid wil en kan vormgeven. Zoals hij over Boon schreef dat die ‘uit zijn rol van betrokken toeschouwer stapt(...) en zich tegen beter weten in ontwikkelt tot een geëngageerd schrijver(...),’Ga naar eindnoot11 zo stapt hij zelf uit zijn rol als wetenschappelijk beschouwer en ontpopt hij zich als geëngageerd burger, die een bijdrage levert aan het culturele leven in zijn stad. Mede met het oog op de wegens zijn leeftijd ten eindende lopende aanstelling aan de universiteit richt hij in het begin van de jaren negentig Stichting ‘De Verwondering’ op. Hij start met het geven van cursussen in allerlei zaaltjes. Die gaan over de sociale en culturele geschiedenis van Vlaanderen en de grote stadsculturen van Gent, Brugge en Brussel. Zijn publiek stroomt toe. Oud-studenten, maar even zo vele nieuwe gezichten. De stad Nijmegen neemt in die tijd de binnenstad op de schop. De naoorlogse lelijkheid moet plaatsmaken voor een esthetischer elan, waar plaats is voor een adequate culturele infrastuctuur. Daarbij krijgen ook monumenten nieuwe bestemmingen. Die samenloop van omstandigheden doet een droom bij hem ontstaan: een Vlaams Cultureel Kwartier in het historische Arsenaal van Nijmegen;. kunst, literatuur, Vlaams bier en een goede maaltijd: aan heel de mens wordt gedacht. Steun komt van onverwachte kanten. Uit dertien initiatieven voor de invulling van het monumentale pand, kiest het gemeentebestuur het zijne. Toch zal er nog veel water door de Waal moeten stromen voordat er van daadwerkelijke realisering sprake kan zijn. Ook blijft substantiële subsidie voor de inhoudelijke ontwikkeling uit. Dit noopt tot het bijstellen van de ambities. Maar toch: in mei 2006 opent het Vlaams Cultureel Kwartier zijn poorten. Vanheste zelf, die de inhoudelijk inspirator van de cursussen en | ||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||
lezingen was, is op dat moment al te ziek om die inhoud nog te dragen. De fakkel wordt overgenomen door de mensen die hij om zich heen verzamelde en die zijn droom delen. Misschien aangestoken door de Vierdaagse wandelmars in zijn stad, of op de vlucht ervoor (wie zal het zeggen?), verkent hij met zijn vrouw al jaren in de vakanties de leefomgeving van beroemde romanciers en de locaties van boeken uit de wereldliteratuur. Met het boek in de hand (De tijgerkat van Lampedusa, De tuin van de Finzi Contini's van Bassani) wandelt hij door het Napels, Sicilië en Ferrara van door hem bewonderde auteurs. En hij doet daar op haast vergeten plaatsen prachtige ontdekkingen. Hoewel bij thuiskomst de studenten hem weer helemaal in beslag nemen, krijgen deze ervaringen op aandringen van zijn vrouw na verloop van tijd toch een vervolg. Er verschijnen essays over in De Gids maar ook in een glossy magazine over Italië. Een nieuw genre is geboren: de leeswandeling. Zelf zegt hij hierover: ‘Geen kwaad woord over literaire wandelingen. Ze zijn wat ze zijn: wandelingen langs de plekken waar een schrijver heeft gewoond, geschreven, is doodgegaan, begraven is.(...)Literaire wandelingen verdienen echter meestal niet literair te worden genoemd. Zij beperken zich tot biografische en maatschappelijke randen van de tekst. En ze zijn merendeels journalistiek, niet literair. Daarmee gaan ze voorbij aan de aard en de functie van literatuur. Literaire teksten onderscheiden zich door een uitstijgen boven de alledaagse communicatie.(...)Ze hebben als functie de lezers aan te spreken op niet louter tijdsgebonden kennis. De schrijfwijze sluit daar nauw bij aan. Er wordt niet louter meegedeeld. Er wordt gesuggereerd, een diepere werkelijkheid wordt opgeroepen door associaties, de geladenheid van woorden en zinnen, de grote aandacht voor de taal.’Ga naar eindnoot12 Hier is de schrijver én de wetenschapper Vanheste aan het woord. En bladerend in zijn leeswandeling over bijvoorbeeld Louis Paul Boon, wordt men lezer, reiziger en leerling tegelijk.Ga naar eindnoot13 Men hoeft niet zelf op reis, hoewel de verleiding groot is. Meestal wint een tweede verleiding het en vindt de lezer zich terug, niet in het Vlaamse Aalst, maar gewoon in zijn stoel in Nijmegen met een roman van Boon zelf in de hand. Het woord is brug geworden.
connie verberne | ||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||
Voornaamste werkenLiterair werk en leeswandelingen (een selectie; zie voor een volledig overzicht www. bntl.nl)
Wetenschappelijk werk (een selectie; zie voor een volledig overzicht www.bntl.nl)
| ||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||
|
|