Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2007-2008
(2009)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| ||||||||||||
Izaäk Frank de Haan (Frank Daen)
| ||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||
de tijd in de tuin der ervaring
reikt nauwelijks om God te ontmoeten
wij dansen wat in het zonlicht
en vallen stervend uit de kringloop
De bundel werd positief ontvangen. Maurits Mok vond in het Algemeen Handelsblad dat Daens poëzie getuigde ‘van een zuiver dichterlijk talent’. Paul Rodenko schreef in de nrc: ‘Het is geen grote poëzie, maar een poezie die persoonlijk en verantwoord is, een rustige, beheerste poëzie zonder aanstellerij of effectbejag.’ In De Rotterdammer bespeurde C. Rijnsdorp bij Daen ‘een christelijk getuigenis van het hedendaagse levensgevoel’. Door Daens poëzie loopt inderdaad een christelijke draad, een lijn van vertwijfeling, verlangen en overgave, en vooral van wachten op de goddelijke kentering van de tijd, zoals de moedeloze schepen
die wachten
tot een bazuin in de tijd springen zal
en de haardvuren doven
omdat de wind voorbij is. (Uit: Jaar en Dag).
Literair en persoonlijk raakte hij bevriend met Cees Rijnsdorp en Cees Ouboter, die hij bijna iedere zondag ontmoette in de gereformeerde kerk van Delfshaven. Van 1955 tot de opheffing in 1964 was Frank Daen redacteur van Ontmoeting, letterkundig tijdschrift van christelijke snit. De laatste vier jaar van Ontmoeting reisde hij als redactiesecretaris naar potentiële medewerkers om kopij los te praten. Dat kon hij op den duur niet meer combineren met zijn zakenreizen. Van hem ging dan ook het voorstel uit met Ontmoeting te stoppen. De redactie, vermoeid van het alsmaar speuren naar goede kopij, sloot zich daarbij aan. Achteraf speet hem dat, want het blad had voldoende abonnees en geld om te kunnen overleven.Ga naar eindnoot1 Zelf had hij er veel poëzie in gepubliceerd. In de jaren zeventig was hij bestuurslid van ‘Schrijverskontakt’, vereniging van christen-auteurs. Nadat hij jaren ‘gezwegen’ had, begon hij midden jaren tachtig weer gedichten te schrijven, gestimuleerd door het nieuwe tijdschrift Woordwerk, opvolger van Ontmoeting. Frank de Haan was getrouwd met Francina Winkels (1917-1996). Ze kregen drie zonen en een dochter. Met heimwee en innerlijke verbon- | ||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||
denheid kon Frank praten over de beide zonen die hem niet overleefden: Frank Philip die als kind van twee stierf en André die tweeënzestig werd en predikant was. De laatste tien jaar van zijn leven had Frank in Nan van der Leek een geestverwante en zorgzame partner. Frank de Haan handelde internationaal in fruit, en dat verbond hij in de titel van een van zijn bundels aan zijn poëtische thematiek: De koopman en de tijd. Hij voerde handelsmerken als ‘Romano Import’ en ‘Deltafruit’. Als groothandelaar zat hij vaak in Roemenië en dan legde hij achter het ijzeren gordijn in het geheim ook ideële contacten met mensen die zich niet in het openbaar mochten uiten. Zijn reizen brachten hem over de hele wereld. Dat leverde in 1962 ook een roman op, Het antwoord is al gegeven, met als grondmotief het schuldbesef. ‘De roman toont verwante trekken met zijn poëzie en bevat tal van autobiografische elementen. Hoofdfiguur is de internationaal bereisde zakenman Frans Luitsen de Jonghe, die - gekweld door levens- en gewetensvragen - met zichzelf in het reine tracht te komen. Tegen het decor van steeds wisselende hotelkamers in de ‘grand hotels’ van de tijdens zijn reizen aangedane wereldsteden, voert hij in alleenspraken en dagboeknotities zijn leven ten tonele.’ (Anne Schipper in de Inleiding op Daens bundel Winterlicht). Ook literair dacht hij internationaal. Als je met hem over literatuur praatte, ging het algauw over Dostojevski en Rilke. Hij bezat een uitgebreide Rilke-bibliotheek. In 1993 gaf hij de door hem vertaalde en geannoteerde brieven van Rilke aan Tora Holmström uit. Overal zocht hij de literatuur en zocht de literatuur hem. Vele van zijn gedichten hebben een hotel als locatie. Hij kende de Chinese en Japanse poëzie en schreef zelf geslaagde chinoiserieën.
Landschap in de sneeuw
Geen vogel meer boven rivier en land.
Verwaaid elk voetspoor over weg en strand.
Een oude man zit vissend in zijn boot,
Mantel los-om met strohoed breed en groot.
Hij hengelt eenzaam en bewegingloos,
't wordt avond en de sneeuw valt licht en broos.
| ||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||
De koopman en de tijd en de cyclus ‘Tijd-schrift’ vertonen stijlinvloeden van Achterberg, af te lezen uit beginregels als ‘De juffrouw komt precies om vijf voor negen’ en ‘De koopman werd opnieuw vannacht gebeld’. Hij schreef in het ponskaartentijdperk gedichten over het vroege computerwezen, ook nu in relatie tot het thema ‘tijd’.
Cde
De stapels kaarten lijken identiek
maar het verschil zit zichtbaar in de gaten.
't Verborgen oog doet denken aan mystiek
en laat de uitgeponste ruimte praten.
Iedereen schuift door tijd en mechaniek,
wordt spelend afgetast en doorgelaten
als in een pierement een boek muziek,
terwijl ik toekijk mansend in de straten.
De poëzie van Frank Daen was inmiddels niet meer die van een Vijftiger. Hij beoefende met succes het genre van de ballade. Ook schreef hij vormvaste gedichten over schepen in zijn geliefde Rotterdam en waar ter wereld hij ze ook maar tegenkwam op zijn zakenreizen. Benieuwd naar hoe het nu weer wezen zal
gaan ze met blote buiken elders meren.
De lading wordt opnieuw een grensgeval
gedekt door namen als De Tijd Zal 't Leren.
In 1986 bundelde hij zijn verzamelde gedichten (een keuze uit zijn poëzie) in Veraf is alles mooi. Hij koos er een motto van Dylan Thomas voor: ‘Though lovers be lost love shall not; / And death shall have no dominion.’ De liefde zal niet vergaan, de dood wel. In ‘Gebeden gedicht’ tilt hij zijn steeds terugkerende gedachten over tijd en vergankelijkheid naar bovennatuurlijk peil: Verdraag mijn heimwee en mijn onverstand,
Almachtige, zó tast ik naar uw hand.
| ||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||
Na zijn verzamelde gedichten verschenen er nog drie nieuwe bundels. Winterlicht bevat onder meer ‘elegische poëzie’ op zijn jonggestorven zoon: Wanneer, Frank Philip, zo jong gestorven mijn-zoon,
heb ik ooit aan het eind van mijn zelfgesprek of gepeins
in het land der belofte jou wenkend zien staan?
In Scheepspapier neemt hij niet zonder zelfspot oudere toeristen op de korrel die met een cruisereis de winter denken te kunnen ontvluchten. Opnieuw imponeert hem de korte duur van de levensreis. Waarom volgen mijn ogen angstvallig de boot
van een jongen in wit en een meisje in rood?
Te speels is de liefde en te snel is de dood
o jongen in wit met je meisje in rood.
Op zijn tachtigste verjaardag verscheen zijn laatste bundel met de afsluitende titel Af en Toe. Opnieuw is Daen hier een dichter van de tijd, van de vergankelijkheid, van de weemoed, uiteindelijk ook van de overgave aan God, al heeft zijn poëzie het daar moeilijk mee. Het mens-zijn wordt ervaren als een eenheid van tegendelen: vrij maar gebonden, heilig maar met zonde, verdwaald en geleid. Het draait om lijden aan de tijd en lijden aan zichzelf: ik, die mijn tanden stukbijt op de tijd,
koester het zout in zelfgebeten wonden
Frank de Haan was een rusteloze man, snel geneigd tot kritiek, melancholisch, trouw in zijn geestverwante vriendschappen, steeds in zwaarmoedige weifeling terugkerend tot zijn geloof, karakterologisch een zwerver die naar vrede zocht, zich vermannend om leven en dood te accepteren. Omtrent zijn zeventigste jaar schreef hij voor Winterlicht het langademige, autobiografische gedicht ‘Praxis pietatis’, over ‘ik stadse Haan’, die in een heimweevolle nacht staat uit te kijken over het Hollands Diep en nadenkt over verleden en toekomst. | ||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||
De jongen uit de havenstad
heeft sterk dit leven lief gehad. (...)
Ik vroeg vergeefs die sterren-nacht
een antwoord voor mijn nageslacht.
De nacht verliep. Ver kraaide een haan.
Ik huilde niet, maar ben gegaan.
Frank de Haan werd vanuit zijn laatste woonplaats Capelle aan den IJssel begraven op Crooswijk in Rotterdam, de stad waar zijn leven begon.
hans werkman | ||||||||||||
Voornaamste geschriften
|
|