Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2006-2007
(2008)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| ||||||||||||||
Goes 1908 - Utrecht 2004Memoires van Nederlandse politici zijn schaars. Dat geldt bij uitstek voor egodocumenten van vrouwen die in het publieke domein hun sporen hebben verdiend. Alleen al daarom is Er moet een vrouw in. Herinneringen aan een kentering in de tijd een belangwekkend document. De auteur van dit boek, dr. Hilda Verwey-Jonker, speelde een bijzondere rol in de Nederlandse politiek in de twintigste eeuw. In tegenstelling tot wat meer gebruikelijk is, is dit levensverhaal niet chronologisch maar thematisch opgetekend. Het gaat over haar ervaringen als ‘eerste vrouw’ in uiteenlopende gremia zoals de ser en bevat daarnaast hoofdstukken over het socialisme, de sociologie, haar echtgenoot Evert, het vluchtelingenvraagstuk, de ouderenemancipatie èn de Tweede Wereldoorlog. Deze aandacht voor de oorlog kwam voort uit de wens het officiële geschiedverhaal aan te vullen met de geschiedenis van het Kindercomité en het vele sociale werk dat in bevrijd Zuid-Nederland gebeurde. Ondanks haar risicovolle verzetswerk vond Verwey-Jonker dat ze in de oorlog ‘bijzonder te kort’ was geschoten.Ga naar voetnoot1 Ook wat betreft haar andere werkzaamheden nam Verwey-Jonker zichzelf kritisch de maat. Zij stelde de indringende vraag of het allemaal wel zo nodig was geweest dat in al die gremia ‘een vrouw’ had gezeten. Ze vroeg | ||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||
zich af wat ze daar eigenlijk had bereikt, of het werk dat ze gedaan had wel noodzakelijk was en of ze het wel goed had gedaan. En hadden huwelijk en kinderen er niet ernstig onder geleden?Ga naar voetnoot2 Zuinig concludeerde ze: ‘Ik zal ook wel eens iets bijgedragen hebben tot een goede gang van zaken, maar onmisbaar ben ik nooit geweest.’Ga naar voetnoot3 Het meest positief was ze over haar bijdrage aan de vrouwenemancipatie. Zij was een van die weinigen die het feministische vuur brandende hielden in het tijdperk tussen het verkrijgen van het vrouwenkiesrecht in 1917 en de publicatie van Joke Smits beroemde artikel ‘Het onbehagen bij de vrouw’ een halve eeuw later. De balans opmakend over de betekenis die zij als vrouw vervulde schreef ze: ‘Al met al denk ik dat ik niet zo erg veel heb kunnen bereiken, maar ergens wel weggetjes heb gebaand.’Ga naar voetnoot4 Deze conclusies nodigen uit tot een nadere beschouwing. Welke wapenfeiten mocht Verwey-Jonker op haar naam schrijven en was zij met recht zo bescheiden over haar prestaties?
In 1908 zag Hilda Jonker het levenslicht in het Zeeuwse Goes. Ze was het oudste kind en groeide op in een progressief en vrijzinnig milieu. Beide ouders waren docent in het middelbaar onderwijs. Op jonge leeftijd verhuisde Hilda naar Zwolle, waar zij tot haar zestiende woonde. Het vroege overlijden van haar vader, in 1922, noopte haar moeder om met haar drie kinderen naar Leiden te verhuizen. In de sleutelstad waren meer kansen om een academische opleiding te volgen en dat was precies wat Hilda Jonkers moeder voor ogen stond. Op haar aandringen ging Hilda Jonker rechten studeren nadat ze de Hoogere Burgerschool voor meisjes had afgerond. Die studie lag niet in het verlengde van haar toekomstwensen. Op 17-jarige leeftijd wilde Hilda Jonker namelijk journalist worden. Ze was enorm geïnteresseerd in de wereld om haar heen en schreef in haar vrije tijd verhalen. Dat ze zou trouwen en een gezin stichten, stond niet op voorhand vast. Ze wist dat er een vrouwenoverschot was. Al tijdens haar middelbare schooltijd werd pijnlijk duidelijk dat haar postuur - ze werd 1.47 meter - geen pre was op de huwelijksmarkt. De rechtenstudie werd geen succes, maar de kennismaking met de socialistische studentenbond sdsc (sociaal-demokratiese studentenclubs) tijdens die studie vormde een keerpunt in haar leven. In 1927 werd zij lid van de sdsc en de sdap (Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in Nederland). In de studentenbond kon ze haar verlangen naar intellectueel contact kwijt en hier begon haar werk voor de socialistische beweging. Ze ging schrijven voor het blad van de sdsc, Kentering, en vormde met de | ||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||
theoloog Bart Ruitenberg en de chemicus Evert Verwey een jaar lang de redactie van dit tijdschrift. Het redactielidmaatschap leverde ook een huwelijkskandidaat op. In 1930 trouwde Hilda Jonker met Evert Verwey. Ze was toen druk bezig met haar studie sociologie. Hilda Jonkers moeder was erop gebrand haar drie kinderen een academische opleiding te laten volgen. Zelf was ze de eerste vrouwelijke student wiskunde aan de gemeentelijke universiteit te Amsterdam en ze had aan de wieg gestaan van de Vereniging van Vrouwen met een Academische Opleiding. Dat Hilda haar studie opgaf na haar kandidaatsexamen en journalist werd bij het Haagsche Volk, beviel haar allerminst. De weduwe kwam erachter dat er in Amsterdam een nieuwe studie gevolgd kon worden die haar dochter op het lijf geschreven was: sociologie. In 1932 werd Hilda Verwey-Jonker de eerste in Nederland die een doctoraal sociologie deed. Op dat moment was ze zwanger van haar eerste kind. In 1933 werd haar zoon Maarten geboren en twee jaar later Ejo. Het jonge gezin woonde inmiddels in Eindhoven, na een kort verblijf in Groningen. In Eindhoven had de cum laude gepromoveerde Evert een betrekking als wetenschappelijk medewerker bij het Philips Natuurkundig Laboratorium verkregen. Maar voor een afgestudeerde socioloog waren hier geen beroepsmogelijkheden, laat staan voor een gehuwde vrouw met kinderen. Moeders hoorden thuis voor hun kinderen te zorgen, zeker in het katholieke Eindhoven. En mochten de conventies misschien nog niet dwingend genoeg zijn, dan waren er nog wettelijke maatregelen die beroepsarbeid van gehuwde vrouwen aan banden legden. Terwijl in het Interbellum de mogelijkheden om in het economische leven actief te zijn beperkt werden voor vrouwen, kregen zij meer gelegenheid om zich in de politiek te manifesteren dankzij de toekenning van het vrouwenkiesrecht. De sdap bood kansen, Verwey-Jonker benutte die. Het riante inkomen van Evert - hij zou promoveren tot directeur van het Philips Natlab - stelde het gezin in staat huishoudelijke hulp te nemen. Hierdoor kwam tijd vrij voor de publieke zaak. In de jaren dertig had Verwey-Jonker vrijwel een dagtaak aan de sdap en aan de partij gerelateerde werkzaamheden. Haar enorme werkkracht en veelzijdige talenten kwamen hier tot hun recht. Ze publiceerde in partijbladen over de ontwikkeling van het socialisme, de sdap en het opkomende nationaal-socialisme. Ze schreef een erudiet artikel over vijfentwintig jaar socialistische theorie,Ga naar voetnoot5 maakte intelligente analyses van de aantrekkingskracht van het nationaal socialisme, publiceerde boekbe- | ||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||
sprekingen en deinsde niet terug voor kritische stukken over de sdap. Voor De Proletarische Vrouw schreef ze columns over buitenlandse ontwikkelingen onder de noemer ‘De wereld vanuit een vliegmachine’. Hoe jong ze ook was, ze was niet bang om tegen heilige huisjes te trappen en kopstukken in de socialistische beweging aan te pakken. Dat de partij een rijke publicatietraditie had, werkte in haar voordeel. Ze kon haar ervaring als journalist en haar inzichten als socioloog inzetten. Bovendien kon ze dat doen vanuit een woonplaats die zich op enige uren reizen van de politieke machtscentra bevond. De ster van Verwey-Jonker rees snel in de partij. Op 29-jarige leeftijd beschouwde de partijtop haar al als potentieel Tweedekamerlid, dit in een tijdperk waarin vrouwen slechts vijf van de honderd Tweedekamerzetels bezetten. Uitzonderlijk en tekenend voor de groeiende waardering was het feit dat zij als enige vrouw en als allerjongste deelnemer benoemd werd in de commissie die in 1937 een nieuw beginselprogramma voor de sdap samenstelde. Hierdoor behoorde ze tot de inner circle van de partij. Op lokaal niveau verdiende ze haar sporen door in 1935 toe te treden tot de Eindhovense gemeenteraad, opnieuw als de enige vrouw. In 1940 stond Verwey-Jonker op de ontwerp-kandidaatlijst voor de Tweedekamerverkiezingen dat jaar. Het uitbreken van de oorlog zorgde voor ingrijpende veranderingen. De Eindhovense gemeenteraad werd in 1941 op non-actief gezet. Dat betekende allerminst een stopzetting van de activiteiten van Verwey-Jonker. Voor de oorlog al was ze betrokken geraakt bij de opvang van jonge joodse vluchtelingen uit Duitsland. In de oorlog zou ze verzetswerk blijven verrichten. In Eindhoven vervulde ze de rol van verbindingspersoon tussen de arbeidersbeweging en de illegaliteit, ze distribueerde bonkaarten, zocht onderduikadressen en af en toe verbleven er onderduikers bij de familie Verwey. Voor de steun aan joden die met gevaar voor eigen leven werd verricht, ontving Verwey-Jonker de Yad Vashem onderscheiding. Daarnaast verrichten de Verweys hand- en spandiensten voor het Philips Kommando in Kamp Vught. Dit was een speciale afdeling voor joodse werknemers van Philips, opgezet om ze voor deportatie te behoeden. In de oorlog werden twee dochters geboren: Sybrich in 1941 en Lydia in 1944. Naast dit alles schreef de onvermoeibare Verwey-Jonker een proefschrift. De dissertatie, Lage inkomens. Een statistisch onderzoek naar de verdeling der inkomens beneden de belastinggrens in de gemeente Eindho- | ||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||
ven, was in 1943 gereed. Pas in oktober 1945 zou ze er cum laude op promoveren. Het bijzondere van dit onderzoek was dat het een groep in kaart bracht waarover tot dan toe heel weinig bekend was: de mensen die zo weinig verdienden dat ze geen inkomensbelasting hoefden te betalen. Onder de armste Eindhovenaren bleken zich veel ouderen te bevinden. Zij waren vaak afhankelijk van de financiële steun van hun inwonende kinderen. Dit baarde zorgen, want er waren ouders die hun kinderen vroegtijdig van school haalden om geld te verdienen. Hierdoor kwam de opleiding van de kinderen in gevaar. De conclusies uit het onderzoek maakten veel indruk en werden onder meer gebruikt om de invoering van een betere oudedagsvoorziening, de Noodwet-Drees (1947), te ondersteunen. De stad Eindhoven werd op 18 september 1944 bevrijd. In het bevrijde Zuiden werd nagedacht over de toekomstige staatsinrichting en er werden initiatieven genomen om nieuwe politieke samenwerkingsverbanden op te zetten. Verwey-Jonker was bij enkele hiervan betrokken. Ze zette haar handtekening onder het berucht geworden ‘geheime Eindhovense adres’ gericht aan koningin Wilhelmina. De ondertekenaars van het adres pleitten onder meer voor het niet meer in ere herstellen van de vooroorlogse gemeenteraden en provinciale staten en een herziening van de vertegenwoordigende organen. Deze actie is Verwey-Jonker op een zeer kort royement door de sdap komen te staan. Op uitnodiging van de latere minister-president Beel ging ze op 1 februari 1945 met zestien heren uit het bevrijde Zuiden naar de koningin in Engeland om haar te informeren over de toestand in het vaderland. De oud-gemeentesecretaris Beel kende ze uit de Eindhovense politiek. Beels verzoek kwam tijdens een vergadering in de consistoriekamer van de Protestantse kerk in Den Bosch. ‘In de verte ploften, lusteloos en met lange tussenpozen, de Duitse granaten die kwamen van de overzijde van de Maas’, zo herinnerde ze zich dat gesprek.Ga naar voetnoot6 Van het gezelschap dat de koningin bezocht, brachten diverse heren het tot minister. Voor Verwey-Jonker leek op dat moment een vergelijkbare carrièrestap tot de mogelijkheden te horen; zij zou dan de geschiedenis in zijn gegaan als de eerste Nederlandse vrouwelijke minister. Volgens haar autobiografie informeerde Beel namelijk naar haar aspiraties in deze. Dit was saillant omdat Beel op het standpunt stond dat gehuwde vrouwen thuis in hun gezin hoorden. In haar autobiografie schreef Verwey-Jonker dat ze Beel had laten weten dat een ministerschap niet te combineren viel met haar kleine kinderen. | ||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||
Haar ambities in de nationale politiek kwamen daarna een tijdje op een laag pitje te staan. Na een gesprek met partijvoorzitter Vorrink waarin Verwey-Jonker de indruk kreeg dat hij haar aanwezigheid in de Tweede Kamer niet zo op prijs stelde, besloot ze niet toe te treden tot het nood-parlement. Wel was ze nog betrokken bij de oprichting van de PvdA en het opstellen van het beginselprogramma van de nieuwe partij. In de jaren vijftig ging de partijpolitiek weer een grotere rol spelen in haar leven, onder meer dankzij het lidmaatschap van de Eerste Kamer (1954-1957) een hernieuwd toetreden tot de Eindhovense gemeenteraad (1953-1962), de deelname aan de beginselprogrammacommissies in 1959 en 1977 en het voorzitterschap van het curatorium van de wetenschappelijke stichting van de PvdA, de Wiardi Beckmanstichting. Hierdoor groeide zij uit tot een prominent sociaal-democraat. In de eerste naoorlogse jaren nam haar loopbaan een internationale wending. Ze maakte deel uit van de delegatie naar de eerste vergadering van de Verenigde Naties (vn) in 1946; ook in 1948 nam ze deel aan de Algemene Vergadering van de vn. Ze raakte betrokken bij het internationale vluchtelingenwerk en was secretaris geworden van de organisatie die de vn International Refugee Organisation (iro) opzette. De iro was de voorloper van de unhcr (de vn organisatie voor vluchtelingen). Voor de iro reisde Verwey-Jonker enkele keren door het verwoeste Duitsland om vluchtelingenkampen te bezoeken. Met haar kleine en frêle gestalte maakte ze in haar eentje, slechts voorzien van een koffertje en een diplomatiek paspoort, inspannende en moeizame reizen. Ze was verzwakt uit de oorlog gekomen, volgens haar dochter woog ze toen nog maar 36 kilo. In de jaren vijftig ging ze zich ook in Nederland sterk maken voor vluchtelingen en migranten. Ze stond aan de basis van het Nederlandse allochtonenbeleid. Tijdens haar lidmaatschap van de Eerste Kamer hield ze een belangwekkende interventie over de Molukse kwestie. Dit resulteerde vervolgens in het voorzitterschap van de commissie Ambonezen en de eerste beleidsnota over deze groep. Daarna volgden andere rapporten over etnische minderheden. In een van deze nota's is het later ingeburgerde begrip ‘allochtoon’ geïntroduceerd.
Een van de belangrijkste functies die Verwey-Jonker in haar leven vervulde was het kroonlidmaatschap van de in 1950 opgerichte ser (Sociaal Economische Raad). Ze was het eerste vrouwelijke ser-lid gedurende een periode van vijftien jaar, van 1956 tot 1972. Veertien jaar lang was | ||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||
ze ook lid van het Dagelijks Bestuur van de ser. In deze periode bracht de ser belangrijke adviezen uit over de uitbouw van de verzorgingsstaat. Binnen de ser hield Verwey-Jonker zich onder meer bezig met ondernemingsraden. Daarnaast schreef ze een belangrijk advies over vrouwenarbeid en maakte ze zich sterk voor de uitbreiding van de beroepsmogelijkheden van (gehuwde) vrouwen. Dit ging volstrekt in tegen de heersende tijdgeest en stuitte op de nodige weerstand bij haar medebestuursleden. Werkgevers en werknemers zagen vrouwen als goedkope, jonge en tijdelijke arbeidskrachten. Toen Verwey-Jonker protesteerde tegen de gewoonte vrouwen van vijfendertig ‘te oud’ voor secretaressefuncties te vinden, kreeg ze te horen: ‘U begrijpt toch ook wel dat we liever een jong gezichtje tegenover ons zien?’Ga naar voetnoot7 Verwey-Jonker kwam op voor seksegelijkheid in een tijdperk dat dat allesbehalve bon ton was. Het tekende haar moed en haar onafhankelijke geest die wars was van modes en conventies. Zo werd ze in 1951 presidente van de belangrijkste feministische organisatie die Nederland op dat moment kende: de Nederlandse Vereniging voor Vrouwenbelangen, Vrouwenarbeid en Gelijk Staatsburgerschap. Het bijzondere van deze organisatie was dat de leden uit alle politieke partijen kwamen, de cpn uitgezonderd. Vrijwel alle vrouwelijke Eerste- en Tweedekamerleden waren lid van Vrouwenbelangen. Onder leiding van Verwey-Jonker lobbyde Vrouwenbelangen om voor vrouwen discriminerende wetgeving op te heffen. Dankzij de inzet van prominente leden als Tweedekamerlid Corry Tendeloo werd de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw in 1956 opgeheven; ook nam de Kamer een motie aan om het ontslag van gehuwde ambtenaressen te verbieden. Achter de schermen verzette Verwey-Jonker hiervoor het nodige werk. Meer dan eens zou Verwey-Jonker als eerste en of als enige vrouw een baanbrekende rol vervullen. Ook als oudere verrichte ze pionierswerk. Zo aanvaardde ze haar eerste bezoldigde functie als universitair hoofddocent sociologie aan de Utrechtse universiteit toen ze al bijna de officiële pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Op hoge leeftijd gaf ze tientallen interviews en verzorgde ze diverse radio-optredens. De aandacht voor de positie van ouderen, toen bejaarden of ouden van dagen genoemd, ontwikkelde ze vooral na het overlijden van haar echtgenoot in 1981. Ze was een van de eersten in Nederland die nadacht over de gevolgen van demografische ontwikkelingen en pleitte in 1988 al voor een pro-natalistische bevolkingpolitiek. Sparen en kinderen krijgen, zo kon- | ||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||
den de gevolgen van de veroudering worden opgevangen. Tot vlak voor haar overlijden nam ze deel aan het maatschappelijke debat en ze schuwde de confrontatie over controversiële onderwerpen niet. Ze was een van de eersten met haar kritische analyses van de multiculturele samenleving en de verouderende bevolking. Ze legde de vinger op de zere plek op een moment dat niemand nog naar die plek durfde te wijzen. Maar haar waarschuwingen kwamen te vroeg. In haar archief bevindt zich een onvoltooid manuscript waaruit blijkt dat ze tot het laatst van haar leven bezig was deze problematiek te onderzoeken. Het was Verwey-Jonker ten voeten uit om tot op het allerlaatst geïnteresseerd te zijn in de samenleving en de toekomst mee vorm te willen geven. Hoe moeilijk de omstandigheden ook waren, zij wilde de wereld om haar heen analyseren, erover schrijven en veranderingen in gang zetten. Vanuit haar wetenschappelijke achtergrond speelde ze voortdurend in op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Dat deed ze als student, als jonge moeder in het katholieke Eindhoven en als oudere die van haar pensioen hoorde te genieten. Eigenlijk kon zij de wereld niet los laten. In 2004 kwam er met haar overlijden toch een einde aan. Tijdens haar lange en arbeidzame leven verschenen ongeveer driehonderd bijdragen van haar hand: tijdschriftartikelen, columns, boeken en rapporten. Deze publicaties kenmerken zich door maatschappelijk engagement, sociologische gevoeligheid, eruditie, helderheid en ze getuigen van een onafhankelijke en kritische geest. In de naoorlogse periode waren vooral haar beleidsrapporten over migranten gezaghebbend evenals haar boek over emancipatiebewegingen uit 1983. Deze laatste publicatie verbond historische overzichten van emancipatiebewegingen met sociologische analyses.Ga naar voetnoot8 Waardering voor haar wetenschappelijk werk kreeg zij in de vorm van een eredoctoraat: het eerste eredoctoraat van de Erasmusuniversiteit in Rotterdam (1978). Voor haar inzet voor de vrouwenemancipatie ontving Verwey-Jonker in 2000 de Aletta Jacobsprijs. Nog bij haar leven werd een onderzoeksinstituut naar haar vernoemd, het Verwey-Jonker Instituut te Utrecht. In haar autobiografie concludeerde Verwey-Jonker dat ze niet zoveel in gang had gezet. Wie naar haar levensloop kijkt en haar vele en baanbrekende werkzaamheden in ogenschouw neemt, kan niet anders dan daar vraagtekens bij zetten. Haar bescheidenheid is niet terecht. Dit roept onmiddellijk de vraag op waarom Verwey-Jonker zich zo terughoudend opstelde. Hoort dit bij ‘Nederlandse’ conventies waarin het ongepast is om | ||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||
de kop boven het maaiveld uit te steken? Past dit in een traditie die geldingsdrang van vrouwen afstraft? Of hanteert ze misschien een geraffineerde strategie waarbij ze verwacht meer respect af te dwingen door de zaken kleiner voor te stellen dan ze zijn? Het is eens te meer raadselachtig omdat Verwey-Jonker zich er bewust van moet zijn geweest dat het zichtbaar maken van de bijdrage van vrouwen aan het publieke leven ook een politieke functie had. In plaats van de geschiedschrijving over de oorlog te willen aanvullen, had ze ook kunnen besluiten de intrede van vrouwen in het publieke domein in de schijnwerpers te zetten. Haar wapenfeiten op dit gebied hebben vele vrouwen, en mannen, tot voorbeeld gediend. Het is opvallend dat Verwey-Jonker in de onbescheiden publicatie van haar levensverhaal een bescheidenheid tentoonspreidt die uiteindelijk haar feministische idealen te kort doet. Of ze zich hiervan bewust is geweest, is niet bekend. Het is een van die raadsels die maken dat het leven van Verwey-Jonker blijft intrigeren.
margit van der steen | ||||||||||||||
Voornaamste geschriftenHilda Verwey-Jonker heeft ongeveer driehonderd publicaties op haar naam staan. De belangrijkste zijn: | ||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||
|
|