Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2003-2004
(2005)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |||||||||||||||
Hillegom 11 juli 1915 - Lisse 11 juli 2003Ga naar eind*Fons Hulkenberg werd op 11 juli 1915 geboren in het bloembollendorp Hillegom. Hij groeide op in een gezin met elf kinderen. Op vijftienjarige leeftijd ging hij naar kostschool: de Bisschoppelijke Kweekschool te Beverwijk. Vier jaar later deed hij met succes zijn examen. Daarna studeerde hij voor de middelbare akten Duits, Frans en Engels. Tussendoor behaalde hij zijn diploma Godsdienstkennis en mocht zodoende les geven in bijbelse geschiedenis, catechismus, liturgie en Gregoriaanse zang. Hulkenberg was tot in zijn vingertoppen een onderwijzer. Vanaf juni 1934 stond hij voor de klas op de Joannesschool te Hillegom. Tussen 1942 en 1949 gaf hij les aan de mulo in Zevenaar. Daarna keerde hij terug naar de Bollenstreek waar hij leraar plantkunde, plantenterminologie en -nomenclatuur en plantenziekten en leraar Duits werd aan de Rijks Middelbare Tuinbouwschool in Lisse. Bovendien gaf hij daar zeventien jaar les in ‘wellevendheid’. Korte tijd was hij ook verbonden aan het Fioretticollege in Lisse. Daar ontmoette ik Fons Hulkenberg (voor mij toen nog meneer Hulkenberg) als docent Duits in de vierde klas van de h.b.s. We schrijven dan 1965. Vanaf de eerste les heeft hij een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Met ogenschijnlijk gemak bracht hij de klas de naamvallen en meervou- | |||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||
den bij, leerde ons brieven en opstellen in het Duits schrijven en grammaticale valkuilen omzeilen. Het meest bijgebleven zijn me de lessen over de Duitse literatuur. Als geen ander kon hij gedichten voordragen. Zijn favoriete dichters en schrijvers waren Friedrich von Schiller, Ludwig Uhland, Wilhelm Müller, Henrich Heine en vooral Theodor Storm. In 1980 trad Hulkenberg, eigenlijk tegen zijn zin, terug en ging met pensioen. In een interview dat enkele maanden voor zijn overlijden heeft plaatsgehad zei hij: ‘Ik kan met mijn handen alleen maar praten en schrijven. Een spijker in de muur slaan, heb ik nog nooit gedaan. Maar praten wel...’ En dat praten moet ik dan maar vertalen in vertellen. Hulkenberg heeft tal van rondleidingen verzorgd in dorpen en steden in binnen- en buitenland. In de praktijktijd met de leerlingen van de Tuinbouwschool organiseerde hij excursies naar de Hortus in Leiden (en naar De Lakenhal), naar de Stadskweektuin in Haarlem (en naar het stadhuis of een museum), naar de cultures in Boskoop (en naar het museum in Gouda), naar de bollengebieden in Kennemerland (en het kasteel Assumburg). Op die manier onderwees hij zijn leerlingen spelenderwijs in de vaderlandse geschiedenis. Omdat hij het Frans, Duits en Engels machtig was, leidde hij buitenlandse groepen rond die op bezoek waren bij de Tuinbouwschool of het Laboratorium voor de Bloembollencultuur: Oxford Horticultural Club, de Universiteit van München, Ecole de l'Horticulture uit Orléans, tuinbouwscholen uit Leer en Gütersloh, enzovoort. Met de meest uiteenlopende groepen bezocht hij kerken, van de Sint Bavo in Haarlem en de Janskerk in Gouda tot de Alexander Nevski-kathedraal in Sofia. Hij wist daarbij prachtige verhalen te vertellen. Tijdens zijn vele lezingen - altijd bomvolle zalen - was zijn woordenvloed nauwelijks te stuiten, wat voor de voorzitters van deze bijeenkomsten wel eens problemen opleverde. Hulkenberg is betrekkelijk laat met onderzoek en publiceren begonnen. Het begon eigenlijk allemaal met het verzoek van het parochiebestuur van de St. Agatha in Lisse om ter gelegenheid van het vijfhonderdjarig bestaan van de parochie een boek te schrijven over de geschiedenis van deze kerk. Hij dook in het gemeente- en kerkelijk archief en bezocht het gemeentearchief in Leiden en het Algemeen Rijksarchief (nu Nationaal Archief) te 's-Gravenhage. Hij heeft stapels documenten doorgewerkt en geordend. In het begin was het lezen van het oude schrift en vooral het interpreteren van de getranscribeerde teksten voor hem een probleem, maar Hulkenberg ontmoette de juiste mensen die hem invoer- | |||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||
den in onder andere de paleografie, de tijdrekenkunde en de metrologie. Zijn eerste publicatie, De Aagtenkerk van Lisse (Lisse 1960), was een succes. Het was voor hem een stimulans voort te gaan op de ingeslagen weg. Er volgde in de loop der jaren een stroom van boeken en tijdschriftpublicaties waarvan ik slechts de meest opvallende in de lijst van ‘voornaamste publicaties’ heb opgenomen. Een volledige bibliografie vindt men in zijn laatste publicatie ‘Breek af uw tent’; memoires en opstellen (Lisse 2002). Met veel kennis van zaken en soms met scherpe pen schreef hij, bij tijd en wijle wel erg wijdlopig, over een breed scala van historische onderwerpen die de dorpen in de Bollenstreek betroffen: kerken, kastelen, buitenplaatsen, landschappen, onderwijs, instellingen, adelsgeschiedenis, heraldiek, de bloembollencultuur, etcetera. Veel aandacht had hij voor de genealogie. Hulkenberg kende dan ook alle oude families van de streek. En wat zijn brede lezerspubliek erg aansprak: hij doorspekte zijn verhalen met tal van anekdoten en zijn geschriften waren aantrekkelijk geïllustreerd. Het is dan ook geen wonder dat boekjes zoals Hillegom in oude ansichtkaarten of Kent u ze nog... de Sassenheimers bij veel Bollenstrekers in de boekenkast te vinden zijn. Het is geen doen zijn bibliografie uitvoerig te bespreken. Maar voor één boek moet ik een uitzondering maken. In de volksmond staat deze publicatie bekend als de Deverbijbel ('t Huys Dever te Lisse. Zaltbommel 1966), een boek met een omvang van ruim driehonderd pagina's. Om mijn keuze voor deze publicatie nader toe te lichten, moet ik eerst even teruggaan in de tijd. Ten zuiden van Lisse midden in de weilanden stond in zijn kinderjaren de ruïne van Dever: het restant van een voormalig versterkt huis met brokkelige muren, begroeid met gras en struiken. Deze woontoren was omstreeks 1370 gebouwd in opdracht van Reinier de Ever of Dever, ridder uit een oud geslacht dat al langer bezittingen had in Lisse en omgeving. Het is een van de weinige vrijstaande woontorens in ons land. Als klein jongetje raakte Hulkenberg door deze bouwval gefascineerd. We laten hem eerst zelf aan het woord: ‘Vroeger reed er 's zomers een bus van Hillegom naar Noordwijk aan Zee. “Pootje baaien”. Allemaal met moeder in de bus. [...] Terug van het strand wilde ik rechts in de bus zitten, want dan kwam je ook langs de ruïne van Dever. Daarvan stond een tekeningetje in het album van de Karnemelkzeepplaatjes over de Bollenstreek. [...] Later ging ik er op de fiets vaak naar kijken en om heen lopen, de muren betasten, de geur van Dever opsnuiven [...]. Naar binnen klim- | |||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||
men. Ik ben niet zo'n klimmer, maar toch is het me wel eens gelukt. Dat vond ik prachtig.’ Deze fascinatie uit zijn jeugdjaren heeft hij behouden en dat had zeker veel te maken met zijn gevoel voor romantiek. In het begin van de jaren zestig begon hij een intensieve speurtocht in de literatuur en de archieven teneinde een vinger te krijgen achter de geschiedenis van deze ridderhof. Aanvankelijk volgde teleurstelling op teleurstelling, omdat hij niets vond. Totdat hij in het Algemeen Rijksarchief werd geattendeerd op het familiearchief Heereman van Zuydtwijck. Dat waren destijds de heren van Dever en Lisse. En vanuit het Algemeen Rijksarchief werd hij op het spoor gezet van nog meer archiefbronnen in onder andere Leiden, Amsterdam, Maastricht en in het Duitse Surenburg. Uiteindelijk heeft hij minutieus alle gevonden archiefgegevens die betrekking hebben op de woontoren en vooral zijn bewoners in zijn Deverboek bijeengebracht. Er was gretig naar dit werk uitgezien. Uiteraard stortte ook de pers zich op deze uitgave met vette koppen als ‘Huis Dever uit slaap gewekt’ (Leidse Courant, 28 december 1966), ‘Hulkenberg bracht uren door in archiefruimten’ (idem, 30 december 1966), ‘Historische aanwinst’ (Haarlems Dagblad, 23 december 1966). Deze belangstelling was begrijpelijk, want voor vrijwel iedereen was het verrassend dat er zoveel gegevens over Dever en zijn bewoners en eigenaren in de archieven bleken te vinden. Deze publicatie heeft hem de meeste bekendheid en waardering in Lisse en aangrenzende gemeenten gegeven. Oud-leerlingen vertellen dat Hulkenberg vanachter de ramen in zijn leslokaal van de Rijks Middelbare Tuinbouwschool de teloorgang van de ruïne Dever niet langer kon aanzien. Hij kwam in actie. In 1963 richtte hij samen met een groepje belangstellenden de Stichting ‘Vrienden van Dever’ op. Een van de doelstellingen van de Stichting was ‘het behoud en herstel van hetgeen over is van het Huis Dever te Lisse en al wat daarmee samenhangt, alsmede van het landschappelijk beeld daaromheen’. Het was een hele klus om draagvlak voor dit plan te krijgen. In Lisse werd schouderophalend over de ruïne gesproken: ‘Zet maar een bulldozer tegen die rotte kies.’ In feite was het toch een enigszins vreemde situatie: een groep particulieren meende te moeten praten over de toekomst van een ruïne, die eigendom was van de gemeente Lisse en over de inrichting van landerijen die bezit waren van andere particulieren. Maar toch... Hulkenberg liet zich niet uit het veld slaan. Hij ging voor niets of niemand uit de weg | |||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||
om zijn ideaal te bereiken. Jarenlang heeft hij lezingen over Dever gegeven, geld verzameld en gebakkeleid met de gemeente Lisse, Den Haag en Monumentenzorg over voorschriften en financiën. Ondanks aanvankelijke tegenwerking is het hem gelukt. In 1978 werd het gerestaureerde Huis Dever door de Commissaris van de Koningin feestelijk geopend. Het Huis is nu niet meer uit Lisse weg te denken. Het heeft een belangrijke functie binnen het maatschappelijke leven van het dorp. Men kan er trouwen, feesten, tentoonstellen, kamermuziekconcerten beluisteren en vergaderen. Na mijn h.b.s.-tijd ben ik Hulkenberg uit het oog verloren. Na mijn afstuderen als historisch geograaf aan de Universiteit van Amsterdam kwam ik in 1976 in Hillegom te wonen. Daar kwam ik hem tijdens een van zijn lezingen over het Huis Dever tegen. Als Deverkenner en streekhistoricus toonde hij veel belangstelling voor mijn vakgebied. In 1980 vroeg hij me in het Stichtingsbestuur zitting te nemen. Maar hij bleef tevens mijn oud-leraar Duits. Hij was zo vriendelijk de samenvatting van mijn dissertatie in het Duits te vertalen. Ondanks pogingen om hem daarvan te weerhouden, trad hij in 1988 als voorzitter terug en ben ik hem opgevolgd. Maar hij bleef natuurlijk het wel en wee van Dever volgen. Zo kon hij zich verschrikkelijk druk maken over de tuin. Hij bleef tenslotte leraar plantkunde. Hij werd erg boos wanneer hij bijvoorbeeld merkte dat de struiken vol met wortelstokken van het zevenblad zaten. De verdiensten van Hulkenberg zijn niet onopgemerkt gebleven. De gemeenschap erkende de grote waarde van zijn werk en zijn streven. In 1975 werd hem in bijzijn van Z.K.H. Prins Claus door de staatssecretaris de legpenning van Monumentenzorg overhandigd. Bij de opening van Dever na de restauratie ontving hij de Gouden Penning van de gemeente Lisse en werd hij ereburger. In 1995 werd hem het Ridderkruis van de Orde van Oranje-Nassau verleend. Tevens ontving hij de Heereman van Zuydtwijckpenning en de legpenning van de Bond Heemschut. Hulkenberg noemde zichzelf amateur-historicus: ‘Je mag je pas historicus noemen, als je academische studies hebt gemaakt en met succes afgesloten.’ Hij was dan ook aangenaam verrast toen hij in 1991 van de Historische Vereniging Holland de Hollandprijs mocht ontvangen vanwege zijn verdiensten voor de lokale en regionale geschiedschrijving. Dit betekende voor hem dat zijn onderzoek en publicaties ook door ‘echte’ wetenschappers werden gewaardeerd. | |||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||
In een tijd dat er in de Bloembollenstreek nog nauwelijks historische verenigingen waren, is Hulkenberg met zijn geschiedschrijvingen begonnen. Hij wist de belangstelling voor de cultuurhistorie en het culturele erfgoed van de streek te stimuleren. Het was voor hem aan het einde van zijn leven een troost te weten dat verschillende mensen in zijn voetspoor zijn getreden. Op 11 juli 2003, op zijn achtentachtigste verjaardag, is Alphons Marie Hulkenberg overleden. Hij werd begraven in het familiegraf op het kerkhof van de St.-Martinusparochie in zijn geboortedorp Hillegom.
jan beenakker | |||||||||||||||
Voornaamste publicaties
| |||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||
|
|